een goed einde
een goed begin
Uit deze cijfers blijkt, dat met uitzondering van
de bedrijven met een oppervlakte van minder dan
14 ha, de spaarneiging niet sterk uiteenloopt. De
relatief hoge spaarquote van de kleine bedrijven
hangt samen met de omstandigheid, dat het hier
met name akkerbouwbedrijven betreft waarbij, zo
als uit de voorafgaande tabel blijkt, een relatief
grote spaarquote wordt aangetoffen.
Hieruit moet dus worden geconcludeerd, dat een
onderzoek naar een relatie tussen de oppervlakte
van het bedrijf en de spaarquote eigenlijk alleen
zinvol is binnen een bepaald type bedrijven.
6. De belangstelling voor enige spaarvormen
Hoewel niet bijzonder diepgaand, zijn ook enige
vragen gesteld over de voorkeur voor bepaalde
vermogensvormen. Hierbij bleek dat 72 van de
ondervraagden spaarde bij een landbouwkrediet-
bank. Een kwart had levensverzekering, slechts
7% bezat effecten, terwijl slechts 16% een
spaartegoed bij een algemene spaarbank aan
hield.
Ruim driekwart van de ondervraagde agrariërs
ontving op enigerlei wijze krediet.
conclusie
Het Centre de Recherche Economique sur
l'Epargne heeft met haar enquête over het econo
misch en sociologisch gedrag van de Franse
agrariër belangrijk werk verricht. Met name bij het
onderzoek naar de besparingen zijn interessante
gegevens aan het licht gekomen, die tot nader on
derzoek prikkelen. Dit was in feite dan ook de op
zet van de enquête: het verruimen van het inzicht
in een aantal relaties en karakteristieken, welke bij
een uitgebreider onderzoek hun nut kunnen be
wijzen.
Overigens spreekt het vanzelf dat de gevonden
cijfers niet zonder meer op de Nederlandse agra
riër van toepassing zijn. Daarvoor verschillen de
omstandigheden, waaronder de Nederlandse, res
pectievelijk Franse agrarische ondernemers wer
ken, te veel.
„Wij eisen veel van u.
Wij verwachten veel van u.
Maar ook: wij stellen stellen heel veel vertrouwen
in u!"
Bij wijze van een stevige handdruk nam hiermee
de heer Jurling afscheid van de cursisten, die hij
gedurende ruim en jaar had mogen begeleiden.
Vrijdag 26 januari jl. keerde Raiffeisencursus II
nog eenmaal op de basis terug. Na een laatste
bijeenkomst op de Centrale Bank vliegen de deel
nemers nu uit naar hun nieuwe standplaatsen in de
organisatie.
Behalve de meeste docenten en de staf van de
Opleiding was ook de directie bij de sluiting van
deze cursus aanwezig. Hiermee werd onderstreept
wat de heer Hudig in zijn slotwoord zei: „Meer dan
ooit moeten wij ons bewust blijven dat juist in de
persoonlijke behandeling onze kracht ligt." Bij de
uitreiking van de getuigschriften kreeg de bijeen
komst zelfs een zeer persoonlijk cachet, waar de
heer Hudig elk der cursisten op een eigen wijze
gelukwenste met het behaalde resultaat en met de
in de organisatie te bekleden functie.
Tijdens de maaltijd, die volgde op een gezellig
samenzijn van docenten en cursisten, gaf de heer
Seydenzaal nog een laatste les mee aan degenen,
die zoals hij het uitdrukte nu in het diepe
moesten zwemmen: „Niet datgene wat je gebóden
wordt, maar dat waarvoor je jezelf geheel inzet,
geeft bevrediging". Hij wees er bovendien op, dat
onze organisatie de unieke kans biedt om een ge
zond evenwicht te bewaren tussen traditie en mo
derne ontwikkeling.
In zijn dankwoord namens de cursisten noemde
de heer Mensink de persoonlijke band die er tus
sen hen en medewerkers van de Centrale Bank
was gegroeid een van de meest belangrijke resul
taten van de cursus. Behalve de kennis en ervaring
die zij hebben opgedaan, ontvingen zij daarmee
een basis voor een vruchtbare samenwerking in de
66