gelukwens
bij de gouden jaargang
De begrippen „duidelijkheid", „openheid" en „in
spraak" zijn in ons land nog nimmer zó veelvuldig
gehanteerd als in déze tijd, waarin de communi
catie een omvang heeft aangenomen als nimmer
tevoren.
Op het eerste gezicht lijkt het, of er in deze
constatering een merkwaardige tegenstelling zit.
Immers: vanwaar de nog steeds toenemende be
hoefte aan deze zaken, vooral aan duidelijkheid en
openheid, als vrijwel iedere Nederlander dagelijks
bereikt wordt via de T.V., de krant en de radio?
Hij kan nu immers kennisnemen van zaken, waar
van hij tot voor enkele jaren weinig of niets wist.
De politiek, de kunst, de religie, de wetenschap
dringen nu immers in vrijwel alle huiskamers bin
nen?
Er bestaat kennelijk een wisselwerking tussen
het versnelde tempo, waarin vele gebeurtenissen
en ontwikkelingen om ons heen zich afspelen en
de mate waarmee en de manier waarop deze op
ons afkomen.
We kunnen ons over van-alles-en-nog-wat een
oordeel vormen, maar het is zeer de vraag of het
ook altijd een jüist oordeel is.
Daar komt nog bij, dat de schaalvergroting, die
zich op vele gebieden voordoet, ook een duit in het
(communicatie)zakje doet.
Vele organisaties en ondernemingen zijn in een
razendsnel tempo gegroeid. Hetgeen de zo nood
zakelijke doorstroming van informatie van de „top"
naar de „voet" steeds ingewikkelder maakt.
Jüist nu de mondiger mens van vandaag het
„over u en zónder u" niet meer zo gemakkelijk ac
cepteert, is deze communicatie van essentieel be
lang.
Men wil steeds meer of het nu in de organi
satie is of in de onderneming, in de kerk of in de
politiek weten, waarom het zus is en niet zó.
En men wil een éigen inbreng kwijt kunnen.
In het totale communicatiegebeuren spelen niet
alleen de televisie, het dag- of weekblad, de radio,
de correspondentie of de telefoon een rol. Jüist in
deze gehaaste en complexe samenleving met zijn
grote stukken onduidelijkheid en ondoorzichtigheid
spelen het vakblad en het personeelsblad een
uiterst belangrijke rol. Wat gebeurt er bij die
grote, zo onpersoonlijk lijkende werkgever, waar
om, wie doet wat, waar moeten we op letten?: het
zijn alle zaken, die niet meer op onvakkundige of
nonchalante wijze kunnen worden afgedaan.
Als er dan zo'n blad is en wel de Raiffeisen-
Bode dat zijn 50ste jaargang ingaat, dan zal
ook daarvoor gelden, dat de redaktie er nimmer in
geslaagd is het „vrijwel allen naar de zin te ma
ken". Dat is dan ook vrijwel uitgesloten.
Het tegemoetkomen aan rijkgeschakeerde in
teressen van een rijkgeschakeerd lezerspubliek is
namelijk iets anders dan het eenieder naar de zin
makenl
Een organisatie, die met een voorlichtingsblad
bestemd voor de direkt betrokkenen zijn
50ste jaargang ingaat, verdient een hartelijke ge
lukwens. Een gelukwens, die óók de generatie be
treft, die in een tijd, waarin dit soort aktiviteiten
nog tot de uitzonderingen behoorde, het initiatief
hiertoe nam.
De „Uitgeefster" wensen wij gaarne toe, dat de
Bode in de komende jaren veelvuldig een „geluks-
bode" mag zijn.
De redaktie wensen wij vele „ingezonden mede
delingen" of andere lezersreakties toe, want iédere
redaktie stelt twéérichtingsverkeer op hoge prijs.
En als het mag willen we er voor onszelf
de wens aan vastknopen, dat we toch vooral niét
van de verzendlijst worden geschrapt!
F. A. M. Wilbers,
Direkteur v. d. Stichting Public-Relations
Land- en Tuinbouw
22