mensen zelf doen. Spoedig bereiken wij in deze
actie een opbrenst van 1 miljoen per jaar.
U vraagt of de Raiffeisenorganisatie b.v. ter ge
legenheid van de 150-ste verjaardag van Raiffei-
sen iets voor de ontwikkelingslanden zou kunnen
doen? Dat idee is goed. We moeten op dat punt
zeker niet achterblijven. Maar het is een heel tere,
ingewikkelde problematiek, waarbij wij allereerst
ter dege van de ervaringen van anderen moeten
kennis nemen. Naar mijn mening zouden we ons
moeten concentreren op één bepaald, beperkt ge
bied. Als dat, in overleg met ter zake kundigen,
uitgezocht is, zouden wij een (bescheiden) basis
voor hulp kunnen aanbieden, waardoor andere
hulp en vooral de zelfwerkzaamheid in het ont
wikkelingsland op gang komt.
Redactie: Tot slot, meneer Biesheuvel, hoe ziet u
de toekomst van onze organisatie?
Ik wil hier graag twee dingen van zeggen.
Allereerst voor de toekomstige uitbouw van de or
ganisatie. Het accent dient te blijven liggen op een
voldoende plaats voor de lokale banken. We moe
ten niet te sterk centraliseren. We moeten ons er
goed van bewust zijn, dat in het lokaal optreden
onze kracht ligt. Op elke ringvergadering ben ik
weer onder de indruk van de kennis en ervaring,
die daar aanwezig is. Dat onderscheidt ons van de
commerciële banken.
En dan de toekomst van de Raiffeisenbank in het
geheel in Nederland. Ik denk, dat hier een prach
tig perspectief ligt, vooral door de uitbouw in
stedelijke sfeer. Zoek de goede mensen voor be
stuur en raad van toezicht. Die worden de motoren
voor de uitbouw. Uit eigen ervaring weet ik dat het
mogelijk is in de steden en rond de steden mensen
aan te trekken die zich met hart en ziel voor de
bank willen inzetten. Het is waar, deze mensen
worden „onderbetaald", de bestuursfunctie wordt
immers volgens principe praktisch niet gehono
reerd, maar er zijn voorbeelden genoeg van men
sen die zich met alle kracht aan de ontwikkeling
van de bank geven. Met zulke mensen is die ont
wikkeling gewaarborgd.