en de stedelijke banken met respectievelijk 10,8% en 11,5% hoger was dan bij de plattelandsbanken, waar de stijging 8,5% bedroeg. De grootste stijging deed zich voor in de provincies Groningen, Fries land, Utrecht en de beide Hollanden. Daar de stortingen van spaargelden bij onze banken relatief meer zijn gestegen dan de terugbetalingen kan mogelijk het zeer grote spaaroverschot voor een deel ook verklaard worden uit de aarzelende con junctuur, waarvan in 1967 sprake was. De oude gedachte van het appeltje voor de dorst heeft wellicht vele spaarders van een al te vlotte consumptieve besteding weerhouden. Iets gemakkelijker lijkt de grote toename van de creditsaldi te verklaren. Deze is nog opvallender dan de toename van de spaargelden, daar de aanwas van de creditsaldi van 63,3 miljoen in 1966 is geste gen tot 154,5 miljoen in 1967, dus met meer dan 140%. Hierin weerspiegelt zich ongetwijfeld de uit breiding van de cliëntenkring van onze banken en het toenemend gebruik denk aan girale salarisbeta lingen dat van bankrekeningen wordt gemaakt, doch evenzeer een aarzeling in de bestedingen. Het totaal der aan onze banken toevertrouwde middelen bedroeg per 31 december 1967, exclusief de rente over de spaargelden, 6.689,1 miljoen, nl. 5.876,4 miljoen spaargelden en 812,7 miljoen credit saldi in rekening-courant. goed gemanoeuvreerd! In het januarinummer 1967 moesten wij de ernstige waarschuwing laten horen, dat het tempo van de stijgingen der uitzettingen beslist te hoog was en in ieder geval vertraagd moest worden. Om de liqui diteitspositie van onze banken niet in gevaar te brengen, gaven wij voor 1967 aan de banken het parool zich bij het doen van uitzettingen een strenge zelfbeperking op te leggen, zulks om te voorkomen dat een gedwongen beperking noodzakelijk zou worden. Het moge een ieder tot voldoening stemmen, dat het schip van onze organisatie wij nemen even de terminologie van ons vorige overzicht over inmiddels in iets ruimer vaarwater is gekomen. De uitzettingen stegen in 1967 met 440,9 miljoen; een toename, die de eigenlijk al te sterke groei van de uitzettingen in 1966 met 440,2 miljoen nog iets overtreft. Het verschil tussen de aanwas van midde len en uitzettingen (exclusief rente), dat in 1966 resulteerde in een tekort van 24,0 miljoen, laat voor 1967 echter een overschot zien van 229,5 miljoen. Dit goede resultaat, dat een welkome zij het nog bescheiden, doch na 1966 zozeer gewenste verbetering van de liquiditeit van onze organisatie betekent, is enerzijds te danken aan de verblijdend grote aanwas der toevertrouwde middelen, maar anderzijds ook aan de gepaste maat, die onze banken bij het doen van uitzettingen hebben in acht genomen. Bij eenzelfde gunstige ontwikkeling van de middelen als in 1967, zullen onze banken naar wij ver trouwen ook in 1968 aan de dan vermoedelijk weer wat toenemende kredietvraag kunnen voldoen. Het totaal van de uitzettingen van de aangesloten banken bedroeg ultimo 1967 4.226,7 miljoen, ex clusief rente (vorig jaar 3.757,4 miljoen). Het grootste deel hiervan betreft voorschotten aan natuur lijke personen, nl. f 2.748,6 miljoen (vorig jaar f 2.418,8 miljoen). De kredietverlening aan agrariërs be droeg 42% van het totaal, hetgeen nagenoeg gelijk is aan het percentage over 1966. Een markant feit op het gebied van de kredietverlening door onze organisatie is, dat in november 1967 de mogelijkheid werd geopend tot het verstrekken van persoonlijke leningen. Na de blanco kredietverle ning aan bedrijven is dit een teken, dat onze banken nieuwe wegen durven in te slaan, ook al zijn deze wat anders geplaveid dan de vanouds in onze organisatie bekende paden. Belangrijk is slechts, dat oude en nieuwe wegen leiden naar hetzelfde doel: verantwoord en gepast krediet verlenen aan onze cliënten. De ervaringen met de persoonlijke leningen zijn natuurlijk nog te kort van duur om daaraan een conclusie te verbinden, maar alle tekenen wijzen er op, dat de nieuwe mogelijkheid in een grote behoefte voorziet en dat onze banken zich snel de spelregels van deze aparte vorm van kredietverlening hebben eigengemaakt. fl

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 10