spaarcolloquium 1967 Van tijd tot tijd worden er door de Groupement International pour l'Etude des Problèmes de l'Epargne studiebijeenkomsten belegd. De Groupement, welke in 1962 werd opgericht, telt onder zijn leden een aantal landelijke organi saties en instellingen, welke op enigerlei wijze ge ïnteresseerd zijn bij het sparen. Centraal staat het bestuderen van de verschil lende aspecten van het sparen, zoals dit in een grote verscheidenheid van vormen voorkomt. Het streven van de Groupement is erop gericht te komen tot een uitwisseling van ervaringen en meningen. Verder wil men waar mogelijk het sparen bevorderen. De studiebijeenkomsten vormen een belangrijk onderdeel van de activiteiten van de Groupement. Deskundigen uit verschillende Westeuropese lan den worden op deze bijeenkomsten uitgenodigd hun visie op bepaalde problemen te geven en de resultaten van hun denkarbeid aan een internatio naal gehoor voor te leggen. Het is de gedachten- wisseling op internationaal niveau, die deze studie bijeenkomsten tot een belangwekkend gebeuren maakt. In 1965 werd in Nederland een colloquium ge houden, dat enerzijds gewijd was aan het gedrag van de spaarder, anderzijds aan de ontwikkelingen op de kapitaalmarkt. Deze bijeenkomst genoot een ruime internatio nale belangstelling. Dit succes gaf het bestuur van genoemde organisatie aanleiding opnieuw een reeks van studiedagen te beleggen. Zo werd tus sen 19 en 21 oktober van dit jaar een colloquium gehouden in Lausanne. Het hoofdthema van de bijeenkomst luidde: „Ka pitaalmarktstructuur en de dynamiek van het aan trekken van spaargelden". Het accent werd vooral gelegd op de factoren, die van invloed zijn op de aard en omvang van de besparingen. voortzetting van internationaal spaaronderzoek De eerste spreker, de heer De Barsy, president van de Belgische bankcommissie, schetste als fun damenteel probleem de grote vraag naar kapitaal tegenover een beperkt aanbod. Het marktmechanisme moet zorgen voor een zo rationeel mogelijke aanwending van de bespa ringen. Met het vormen van besparingen worden tegelijkertijd individuele en gemeenschappelijke be langen gediend. De spaarpolitiek van de overheid zal deel uit moeten maken van het totale beleid van de over heid. Deze moet ruimte creëren voor vrije be sparingen. De heer Lisle, secretaris-generaal van het Franse centrum voor economisch spaaronderzoek, maakte melding van een aantal onderzoekingen naar het gedrag van de spaarders, die sedert de vorige bijeenkomst van de Groupement in verschillende landen verricht zijn. De uitkomsten van deze onder zoekingen waren door de heer Lisle in een aantal tabellen gegroepeerd, waarbij de vergelijkbaarheid wel eens een moeilijk punt vormde. Bij internationale vergelijking traden verschillen op ten aanzien van de nationale spaarquote, de be sparingen in de leeftijdgroepen tussen 25 en 65 jaar, terwijl ook de vermogensstructuur van be paalde sociale groepen van land tot land sterk uiteen liep. Wel gold over de gehele linie een lagere marginale spaarquote van gesalarieerden en een relatief hoge spaarquote van bezitters van een eigen woning. Dit zijn slechts enkele details uit het veel om vattende werk van de heer Lisle, die opnieuw wees op de noodzaak tot het opbouwen van een cen trale documentatie van spaargegevens en spaar- onderzoekresultaten. rentegevoeligheid Bijzondere aandacht kreeg de lezing van profes sor Schmölders, hoogleraar aan de universiteit van Keulen. Aan de hand van de uitkomsten van een aantal enquêtes gaf deze spreker een zeer leven- 420

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 26