WAÏONS BEZIGHOUDT RENTEADVIEZEN De circulaire met de rente- en provisieadviezen voor 1968 is inmiddels in het bezit gekomen van de aangesloten banken en zal voor zover zulks nog niet is geschied een punt van bespreking uitmaken op de ringvergaderingen en de bestuurs vergaderingen. De vooruitzichten met betrekking tot de natio nale economie en de kapitaalmarkt maken een da ling van de rentestand op korte termijn niet waar schijnlijk. Dit heeft er toe geleid, dat voor 1968 het voor de tweede helft van 1967 geldende debet- renteadvies nagenoeg ongewijzigd is gebleven. In het advies voor de debetrente in rekening-cou rant is aanpassing gezocht aan hetgeen in de prak tijk veelal reeds regel was geworden. Ook thans moet worden geconstateerd, dat verschillende aangesloten banken in onvoldoende mate hun tarieven aan de adviezen van de Cen trale Bank hebben aangepast. Mogelijk is deze on voldoende aanpassing mede oorzaak van het blij vend hoge bedrag aan nieuwe uitzettingen in de sector van de vaste hypotheken. Met nadruk is ge adviseerd ten deze de achterstand in het rente percentage in te halen. Het advies met betrekking tot de rente voor de termijnspaargelden is aangepast aan de tarieven, zoals deze in het algemeen door de bank- en spaar- instellingen worden vergoed. Hierbij dient te wor den opgemerkt, dat het toenemend aandeel van de termijnspaargelden in het totaal van de toever trouwde middelen de nodige aandacht verdient. Niettemin kunnen er plaatselijke omstandigheden zijn, die een verdere aanpassing van de spaargeld rente noodzakelijk maken. Met nadruk zij er nog eens op gewezen, dat in dien de plaatselijke omstandigheden geen aanlei ding geven tot een verhoging van de spaargeld rente, handhaving van de huidige tarieven, in het bijzonder voor de direct opvraagbare spaargelden, gewenst is. Het huidige assortiment spaarmogelijkheden kan ook nu ruim in de bestaande behoefte voorzien. De stijging van de kosten en de zorg voor de rentabiliteit maken het noodzakelijk, dat ook aan de provisietarieven de nodige aandacht wordt ge schonken. De in het Rapport 1966 gesignaleerde noodzaak van een meegroeien van de reserves verdient hierbij alle aandacht. OMZETBELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE (B.T.W.) Het is de bedoeling dat op 1 januari 1969 de nieuwe wet op de omzetbelasting in werking zal treden. Voor onze banken is het interessant te weten, dat het inmiddels ingediende wetsontwerp geen wezenlijke wijziging zal brengen in het regime, dat tot nu toe voor het bankwezen en voor de assu rantiebemiddeling heeft gegolden. Een vrijstelling van omzetbelasting is in het nieuwe ontwerp voorgesteld voor het verlenen van krediet; voor de overdracht tot innen en betalen van geldvorderingen, het giro-, cheque- en rekening- courantverkeer daaronder begrepen. Voorts is een vrijstelling voorgesteld voor de verzekeringen en voor de diensten door tussenpersonen bij verze keringen. (Bij het huidige systeem is de provisie van deze tussenpersonen nog aan omzetbelas ting onderworpen, zij het dat de plicht tot vol doening ervan is verschoven naar de verzeke ringsmaatschappijen.) De voorwaarden om in de vrijstelling te kunnen delen, zullen bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. 354

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 4