In de akkerbouw vervult het bedrijfsgebouw tegen
woordig eveneens een andere rol dan vroeger. Het
is nu veel meer de plaats waar de machines en
werktuigen bewaard worden en veel minder de
opslagplaats voor de oogst. De meeste gebouwen
voldoen dan ook niet meer aan de eisen, welke
een moderne bedrijfsvoering stelt. De aanpassing
zal investeringen vergen.
In de veredelingssector is nog sprake van uit
breiding. Alles bijeengenomen zullen de meeste
bedrijfsgebouwen moeten worden aangepast of
vervangen. De investeringen, welke daarvoor nodig
zijn, zullen veel geld vergen. Hiertegenover staat
de afname van het aantal bedrijven, die enigszins
vertragend zal werken op de toename van de in
vesteringen.
De levende inventaris vertoont een vrij constant
beeld bij de rundveehouderij, een gestage uit
breiding bij de varkens en een vrij constant blijven
bij het pluimvee. Binnen de pluimveehouderij wer
den legkippen in toenemende mate door slacht-
kuikens vervangen. Op langere termijn zal de ver
edelingssector wel blijven uitbreiden, zij het in een
langzamer tempo dan voorheen bij varkens en
slachtkuikens het geval was. De investeringen in
deze sector zullen bijgevolg weliswaar blijven toe
nemen, doch niet in een zeer snel tempo.
De dode inventaris is na de tweede wereldoorlog
sterk toegenomen, als gevolg van het feit dat de
lonen sneller stegen dan de prijzen van kapitaal
goederen, waardoor het voordelig werd arbeid
door kapitaal te vervangen. De indruk bestaat dat
men soms te ver is gegaan in de mechanisering.
Immers wanneer voor de vrijgekomen arbeid geen
ander emplooi is te vinden, dan was het beter ge
weest deze arbeid niet door machines te vervan
gen. De toenemende bedrijfsgrootte zal het moge
lijk maken het huidige machinepark efficiënter te
gebruiken. Een grote toename van het aantal ma
chines en werktuigen valt bij een afname van het
aantal bedrijven niet te verwachten. De investe
ringen in kapitaalgoederen zullen in de toekomst
voornamelijk vervangingsinvesteringen zijn. Afge
zien van het prijsniveau verwachten wij in de toe
komst geen grote toename van de investeringen in
de dode inventaris, temeer daar in de toekomst op
de groter wordende eenmansbedrijven meer van
werk door derden (loonwerker of werktuigencoöpe
ratie) gebruik zal moeten worden gemaakt.
De voorraden en vorderingen vertoonden in het
verleden een geringe toename, welke voornamelijk
door prijsstijgingen werd veroorzaakt. Door de af
name van het aantal bedrijven zal ook in de toe
komst, naar onze verwachting, geen grote uitbrei
ding hiervan plaatsvinden, ondanks het belang
rijker worden van de veredelingslandbouw.
Resumerend kunnen wij dus stellen dat waar
schijnlijk in de toekomst de totale hoeveelheid in
vesteringen in de landbouw zal blijven toenemen,
doch in een trager tempo dan tussen 1957 en 1963
het geval was. De toename zal veroorzaakt worden
door in de eerste plaats de aanpassing, verbete
ring en vernieuwing van de bedrijfsgebouwen en in
de tweede plaats door grondverbeteringen en uit
breiding van de veredelingssector. Daarnaast zal
een algemene prijsstijging voor hogere investe
ringen zorgen.
In het verleden kwam de bedrijfsbeëindiging in
de landbouw op gang. Verwacht moet worden dat
bij de technische vooruitgang, waardoor een gro
tere oppervlakte per arbeidskracht nodig wordt, en
bij de beperkte oppervlakte cultuurgrond, deze
ontwikkeling zich zal voortzetten. Het aantal be
ëindigde bedrijven bedroeg de laatste jaren ±6.000
per jaar. Dit aantal zal in de nabije toekomst waar
schijnlijk niet veel veranderen.
Bij langzaam stijgende totale investeringen en
bij een vrij snelle voortgaande daling van het aan
tal bedrijven in de landbouw zullen de investe
ringen per bedrijf blijven toenemen. Momenteel
kan de gemiddelde investering per bedrijf op onge
veer ƒ180.000,geschat worden.
Bij een aantal van ongeveer één volledige arbei
der op elke vier ondernemers kan men de in
vestering per arbeidskracht stellen op ongeveer
140.000,—.
Literatuur
a. L.E.I.-rapport 338.
b. De financiële positie van de Nederlandse landbouw in
de jaren 1962/1963 en 1963/1964 (concept-rapport van
het L.E.I.
2) Berekend uit gegevens uit 1b en Landbouwcijfers.
3) Diverse uitgaven van Landbouwcijfers van het L.E.I. en het
C B S. en van Statistische zakboekjes van het C B S.