stichting pensioenfonds raiffeisen Het verslag over 1966, het tweede boekjaar van de S.P.R., is reeds enige tijd in het bezit van de banken en de aan de S.P.R. deelnemende perso neelsleden. Pensioenfondsen zijn naar hun aard geen instel lingen, die veel aan de weg timmeren, maar het is toch goed om aan de S.P.R. af en toe eens meer in het publiek aandacht te schenken. Wij zouden willen zeggen, dat de S.P.R. daarop ook recht heeft. De S.P.R. heeft, zo mag het gesteld worden, de zorg voor goede pensioenvoorzieningen ten be hoeve van het personeel overgenomen van de banken en zij mag zeker laten weten hoe zij zich van die zorg heeft gekweten. nagenoeg algemene deelname In het jaarverslag is een staatje opgenomen, waaruit blijkt hoeveel banken bij de S-P.R. zijn aangesloten. Van de 666 banken ultimo 1966 namen 646 banken deel. Dat betekent een deel name van 97 Wat de verschillende provincies betreft: er zijn 4 provincies waarin alle banken meedoen, de overige provincies bereiken een deel namepercentage van 94 tot 98 met uitzondering van de provincie Overijssel, welke met een deel name van 88 bij het gemiddelde ten achter blijft. Indien wij echter bedenken, dat van de 49 banken in Overijssel er ultimo 1966 slechts 6 niet waren aangesloten, is het duidelijk dat ook in Overijssel de S.P.R. verreweg het belangrijkste middel voor de pensioenvoorziening is. De grote deelname van de banken is zeer ver heugend, want zonder deze had de S.P.R. moeilijk in haar opzet kunnen slagen. Door het grote aantal deelnemende banken is natuurlijk ook het aantal deelnemers, verzekerde personeelsleden, van een respectabele omvang. Aan het einde van het verslagjaar waren 1360 (vorig jaar 1197) deelnemers verzekerd, terwijl 1191 (vorig jaar 1074) echtgenoten van deelnemers me deverzekerd waren. enkele cijfers Pensioenfondsen werken evenals levensverzeke ringsmaatschappijen met cijfers, waarvan voor het goed verstaan een zekere specialistische kennis nodig is. In dit artikel kan natuurlijk moei lijk een gedetailleerde uitleg gegeven worden. Wij willen echter toch (op gevaar af dat het verzeke ringsjargon een enkele lezer zal afschrikken) enige gegevens vermelden betreffende de cijfermatige stand van zaken ultimo 1966. De wiskundige reserve bedroeg per 31 decem ber 1966 bijna 15,3 miljoen. De hoogte van dit bedrag, dat dus reeds na twee jaar bereikt werd, duidt erop, dat de S.P.R. reeds flink uit de kluiten schiet en dat zij zich als pensioenfonds op een behoorlijk niveau bevindt. De belangrijkste compo nenten, waaruit deze premiereserve werd bere kend, waren de contante waarde der aanspraken ad ƒ51,3 miljoen en de contante waarde der baten ad ƒ36,4 miljoen. Het premie-inkomen over 1966 (inkoopsommen en termijnpremies) beliep 4 miljoen tegen 2,7 miljoen over 1965. Het verzekerde bedrag aan pensioenen bedroeg ultimo 1966 ƒ12,7 miljoen, terwijl op die datum 66 pensioenen (ouderdoms-, weduwen- en wezen pensioen) tot uitkering waren gekomen, tot een to taalbedrag van 136.000 per jaar. winst, reserve en toeslagen De rekening van baten en lasten over 1966 wijst een winstsaldo aan van ƒ527.000, tegenover ƒ407.000 over 1965. Daar het winstsaldo geheel aan de vrije reserve (zulks in tegenstelling tot de wiskundige reserve) is toegevoegd, steeg het eigen vermogen tot 1,8 miljoen (vorig jaar 1,2 mil joen). Een deel van dit eigen vermogen is afzonder lijk als .toeslagreserve" geboekt. Na verdeling van het winstsaldo 1966 bedraagt deze reserve ƒ1.046.000. De toeslagreserve zal, naar wij mogen hopen, in de toekomst een zeer belangrijke functie krijgen. In artikel 9 van het huishoudelijk reglement is namelijk bepaald, dat zodra de reserve meer dan 5 van de wiskundige reserve bedraagt, het be stuur dit meerdere mag aanwenden tot verhoging van pensioenaanspraken en/of reeds ingegane 363

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 13