bevindt als een niet te keren proces moet worden
beschouwd, met goede kanten en schaduwzijden.
De belangrijkste gevolgen zijn ongetwijfeld de
aanhoudende en krachtige zuigkracht op de agra
rische beroepsbevolking en tevens een zich in
hoog tempo voltrekkende mechanisatie. In de laat
ste 15 jaar is in de landen van de E.E.G. de agra
rische beroepsbevolking met een derde, met ruim
6 miljoen arbeidskrachten, afgenomen. De uitzon
derlijke grote toename van de arbeidsproduktiviteit
is een onmiddelijk gevolg van de stroomversnelling
waarin de landbouw is geraakt.
De afvloeiing van mankracht heeft echter nog
niet geleid tot een wezenlijke inkrimping van het
aantal ondernemingen noch tot een aanmerkelijke
vergroting van de bedrijven. De toename van het
eenmansbedrijf is, vooral in sociaal opzicht, een
groot probleem geworden. Daarenboven heeft de
toename van de produktie de prijzen van een aan
tal belangrijke produkten onder een zekere druk
geplaatst.
E.E.G.-ontwikkelingen
In de Memorie van Toelichting op de landbouw
begroting 1968 stelt minister Lardinois onder meer
vast dat het handelsstelsel van de E.E.G. bevredi
gend heeft gewerkt. Van de totale Nederlandse
uitvoer van veredelingsprodukten (eieren, slacht-
gevogelte, varkensvlees en zuivel) ging het vorige
jaar 70 naar de lidstaten van de E.E.G. Met de
invoering van het gemeenschappelijk graanprijs-
peil in de E.E.G. per 1 juli 1967 is er, behoudens
enkele tijdelijke overgangsmaatregelen, voor de
veredelingsprodukten ook een volledig vrij han
delsverkeer binnen de Gemeenschap ontstaan. Te
vens is het marktordenend beleid voor alle ver-
edelingssectoren uniform gemaakt. Sedert 1 juli
wordt de eiersector niet meer geplaatst tegenover
het verplichte herkomststempel.
Het verheugt de minister ook dat de lang ge
koesterde wens van het pluimveebedrijfsleven, om
bij export teruggave van betaalde omzetbelasting
te krijgen op verbruikte grond- en hulpstoffen, op
het nationale vlak kon worden ingewilligd.
Ondanks de beperkte exportmogelijkheden en
een wat gedrukt prijspeil blijft de varkensproduk-
tie zich in stijgende lijn bewegen en zal in 1968 een
recordomvang bereiken. De gemeenschappelijke
markt zal van deze produktietoename ongetwijfeld
een aanzienlijk deel opnemen, vooral nu het in-
tra-handelsverkeer geen heffingen meer zal ken
nen. (Uitbreken van een mond- en klauwzeerepide-
mie kan echter nog verstorend werken. Red.).
Betreffende de zuivelexport constateert de be
windsman dat de Nederlandse zuivelafzet, sedert
het in werking treden van de E.E.G.-zuivelverorde-
ning per 1 november 1964, in de andere lidstaten
over het algemeen bevredigend verloopt, behalve
voor boter.
Met de opbouw van de vrije markt is het pers
pectief voor de Nederlandse zuivelafzet stellig
gunstiger geworden. Of dit perspectief in de ko
mende jaren ook werkelijkheid zal worden, zal in
nog grotere mate dan voorheen mede worden be
paald door de kwaliteit en de presentatie van onze
produkten. Het bedrijfsleven zal zich tijdig moeten
instellen op de wijzigingen die zich voordoen in af
zetkanalen en distributiemethoden. Wat de zuivel
betreft, is de minister tenslotte van oordeel dat
de wijze waarop in verwerkelijking van de ge
meenschappelijke richtprijs is voorzien, de ver
wachting rechtvaardigt dat ook in het melkprijsjaar
1968-1969 de richtprijs zal worden gehaald.
structuurbeleid
Het structuurbeleid kan in bevredigende mate
worden voortgezet. Voor de cultuurtechnische wer
ken en voor de Stichting Beheer Landbouwgronden
is 26 miljoen méér uitgetrokken dan voor 1967.
Met 155 miljoen voor ruilverkaveling kan weder
om 55.000 ha in uitvoering worden genomen. Daar
door kan de verbetering van de uitrusting van ver
ouderde landbouwgebieden verder doorgaan. On
getwijfeld heeft ook de betekenis van de ruilver
kavelingsactiviteiten voor de werkgelegenheid er
toe bijgedragen, dat bij het zoeken naar besparings
mogelijkheden in de uitgaven voor ruilverkavelin
gen niet het mes is gezet.
Minister Lardinois kondigt verder aan, dat hij het
bestuur van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds
de suggestie zal doen bij bedrijfsbeëindiging via
het O - en S.-fonds buiten ruilverkavelingsgebieden
326