terugblik 5 De oude notulen van „onze" banken laten zich dikwijls lezen als een stripverhaal. In gedachten is men bij de rustige of rumoerige vergaderingen, ziet men de bedaarde of heftige ge baren, en ruikt men de rook, de koffie, het bier en de jenever. En er was soms reden genoeg voor bewogen heid, want iedereen wist dat het niet kon blijven bij fraaie woorden, schoonklinkende toespraken en bedankjes, en herhaalde uitingen van weder zijds vertrouwen en respect, hoe welgemeend dit alles ook was. Men (dat wil zeggen kassier, be stuurders en leden) moest het vak nog leren; in deze periode zijn kleine onderwerpen en eenvou dige lessen belangrijker dan beleidsvraagstukken en documentatie. Vandaar dat we uit het verhaal, dat we „De Avonturen van Burgerbrug" waagden te noemen, nog enkele anecdoten en wetenswaardigheden putten, en dat wij dat doen op de wijze van onze dierbare jaartallenboekjes. 1906 Een vergadering, welke de tijd en moeite van het bijwonen ten volle waard was. Het is haast vanzelfsprekend, dat de notulen door de president en de voorzitter worden goedgekeurd. Belangrijker is de vraag van een, zich blijkbaar niet geheel prettig voelend lid „of de leden per soonlijk aansprakelijk zijn?" Het bevestigend antwoord op deze vraag zal hem geen goed hebben gedaan, vrezen wij, zelfs niet na de geruststellend bedoelde mededeling dat men in weerwil van onaangename financiële verrassingen rondom geen angst behoeft te hebben voor malversaties bij het Centraal Bestuur. De raad: „Toch maar niet alles op één kaart te zetten" geeft een kreukel aan de pluim op de hoed van het Centraal Bestuur, doet de geruststelling ten dele te niet en is een machtige slag om de be stuurlijke arm, als wij het goed zien. Alhoewel de „afdeling" nog een schuld heeft, gaat het salaris van de kassier tóch met 10, omhoog en de daardoor, begrijpelijkerwijze, geest driftig geworden functionaris vertelt opnieuw dat hij, zo dit nodig mocht zijn, ook wel gratis wil wer ken. Een lid vraagt of het gzoorloofd is om zonder kennisgeving de vergadering te verlaten „zoals hedenavond is geschied". Alle vanzelfsprekend nog aanwezige ver gaderden steken hun collectieve verontwaardiging over zoiets schandaligs geenszins onder stoelen of banken en besluiten op een dergelijke negatieve houding voortaan 2,50 boete te stellen. 1907 Er blijkt „uit de stukken", dat de winst over 1906 bedraagt 119,18, dat de eigendom men geboekt staan voor 225,— en dat de schuld gereduceerd is tot 69 cent. Omdat elke cent er één is, blijkt niet dat iemand dit bedrag uit eigen zak heeft aangezuiverd. De kassier wilde wel graag in verband met de bloei van de bank een beetje méér salaris. Zijn salaris werd, na uitvoerig gewik en geweeg bepaald op 80,— plus een kans op een gratificatie. De vergadering besluit geen geld uit te lenen voor speculatieve doeleinden zo als het nemen van aandelen in een op te richten lijnkoekenfabriek. 1908 De kassier, de heer Otto, is overleden en wordt oprecht betreurd. Het voorstel, de bankbescheiden door een accountant te laten on derzoeken, wordt in overweging genomen. (De in spectiedienst stond waarschijnlijk nog zeer wankel in kinderschoentjes). 1909 De kassier die zich, gezien het overleg over zijn salaris, uit de vergaderzaal had verwijderd, zal door de heer Biersteker (exploitant van de vergaderruimte) worden binnengeroepen. „Maar hoe hij ook riep, de kassier kwam niet. Hij scheen er van door. Dit bleek echter slechts ten dele waar, want toen de heer De Moei de loop opnam naar het huis van de kassier, vond hij hem daar en kwam hij natuurlijk direct mede." De „voortvluchtige" kassier hoorde vervolgens 342

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 24