werkgevers aansprakelijkheid De invloed van de wet Arbeids Ongeschiktheids verzekering op de aansprakelijkheid van werk gevers tegenover hun werknemers. Tot 1 juli van dit jaar waren alle werknemers tegen het risico van overlijden of invaliditeit ten gevolge van bedrijfsongevallen verzekerd krach tens de Ongevallenwet van 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, de Zeeongevallenwet 1919, de Invaliditeitswet, de Mijnarbeidersinvalidi teitswet of de Interimwet Invaliditeitsrentetrekkers. Op 1 juli trad de wet Arbeids Ongeschiktheids verzekering (W.A.O.) in werking waardoor de oude Ongevallen- en Invaliditeitswetten kwamen te ver vallen. De W.A.O. brengt een wijziging in de aanspra kelijkheid van werkgevers voor aan hun werkne mers in dienstverband overkomen ongevallen, welke de moeite van het bespreken waard is. De Ongevallenwet 1921 bepaalde in artikel 93 en volgende, dat, op een enkele uitzondering na, de „burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgevers voor aan hun werknemers overkomen schaden kwam te vervallen". Deze wet liet een vordering op een werkgever slechts toe wanneer: 1. het ongeval was veroorzaakt door bepaalde misdrijven, waarvoor de werkgever strafrechte lijk was veroordeeld; 2. de getroffene een salaris verdiende boven de z.g. „loongrens". (Alleen voor het meerdere be stond dan een vorderingsrecht). Onder de thans geldende W.A.O. is van een vervallen van burgerrechtelijke aansprakelijkheid geen sprake meer. Onderscheiden moeten worden de verhaalsrech ten, die de bedrijfsverenigingen, aan wie de uitvoe ring van de W.A.O. is opgedragen, hebben en die, welke toekomen aan de loontrekkenden zelf of hun eventuele nabestaanden. verhaalsrechten bedrijfsverenigingen In het algemeen zullen deze alleen in uitzonder lijke gevallen voorhanden zijn. De artikelen 90 en 91 van de wet kennen aan de bedrijfsverenigingen een recht van regres toe op de veroorzakers van arbeidersongeschiktheid: op werkgevers of op collega-werknemers dan wel op derden. Het bedrag waarover dit recht zich uitstrekt, is over het alge meen gelijk aan het door de bedrijfsvereniging aan de arbeidsongeschikte uitgekeerde bedrag. De wet noemt drie gevallen waarin een verhaals recht kan worden uitgeoefend: 1. als aan de werkgever van de arbeidsongeschik te „opzet of bewuste roekeloosheid" kan wor den verweten; 2. als aan een collega van de arbeidsongeschikte „opzet of bewuste roekeloosheid" kan worden verweten; 3. als er schuld bestaat bij een ander dan de hier genoemde personen, waarbij geen sprake hoeft te zijn van „opzet of bewuste roekeloosheid". De mogelijkheid tot het uitoefenen van regres ligt derhalve in de eerste twee genoemde gevallen moeilijker dan bij het derde. Een voorbeeld voor de derde mogelijkheid is het volgende: Wanneer een loontrekkende tijdens zijn werkuren aangere den wordt door een automobilist en hij hierdoor in valide blijft, heeft hij recht op een uitkering van de W.A.O.; de bedrijfsvereniging keert de hem toeko mende rente uit, maar heeft het recht om verhaal te zoeken bij de bestuurder van de auto, wanneer deze althans schuld had aan het ongeval. Bij hem behoeft geen „opzet of bewuste roekeloosheid" aanwezig te zijn; hij is reeds aansprakelijk bij „schuld" zonder meer. verhaalsrechten slachtoffer Naast de bedrijfsverenigingen heeft degene, die arbeidsongeschikt is geworden door andermans onrechtmatige daad, ook zélf de mogelijkheid om schadevergoeding te eisen. Voor de getroffene be- 314

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 28