en de afkoeling van de conjunctuur zijn nu, naar men mag veronderstellen, wel nagenoeg uitgewerkt wat betreft hun invloed op het rentepeil. Het ver dere beloop zal nu vooral bepaald worden door de investeringsbehoeften van overheid en bedrijfs leven aan de ene kant en de economische politiek van de regeringen aan de andere kant. Ten aanzien van deze laatste kan men een duide lijke neiging constateren om het zwaartepunt te verleggen van het monetaire vlak naar het fiscale. Dat betekent dat men het dus eerder zal zoeken in hogere belastingen dan in een hogere rentevoet. Daarom zal er van de kant van de overheid eerder gestreefd worden naar een verlaging dan naar een verhoging van de rente. Daar staat dan tegenover dat alom de tendens aanwezig is tot een stijging van de overheidsuit gaven. Om te voorkomen dat hierdoor toch weer een stijging van de rente ontstaat, zal men zijn toevlucht nemen, naast hogere belastingen, tot inflatoire financiering. Dat wil dus zeggen dat men een begrotingstekort niet of althans niet geheel zal dekken door een beroep te doen op de openbare kapitaalmarkt via de uitgifte van staatsleningen, maar dat men de tekorten tot op zekere hoogte zal financieren met middelen op korte termijn. investeringen De investeringsplannen van het bedrijfsleven zullen, zoals is gebleken uit een enquête van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dit jaar een stuk beneden die van verleden jaar blijven. Het eerste kwartaal gaf weliswaar nog een flinke stij ging van de investeringen in vaste activa te zien, maar er ligt nu eenmaal een tijdsverschil tussen de investeringsbeslissingen en de uitvoering ervan. Een daling of een gelijk blijven van het investe- ringspeil is dan ook geenszins onwaarschijnlijk voor zover dit het bedrijfsleven betreft. Ook dit geeft dus geen aanleiding om een rentestijging te verwachten. nieuwe fase Is er dus als gevolg van conjuncturele oorzaken en door het gevoerde overheidsbeleid en zekere rust ingetreden op het monetaire front in ons land en in de meeste andere landen, ook het internatio nale monetaire bestel is een nieuwe fase ingegaan, die reden geeft om te verwachten dat het de stabi liteit van het wereldgeldstelsel ten goede zal ko men. Na jarenlange voorbereidingen en onderhan delingen zijn de tien voornaamste industrielanden, waaronder Nederland, het eens geworden over een plan om de monetaire reserves in de wereld te ver groten als dit nodig mocht blijken. De goudvoor raden van de centrale banken nemen in totaal vrij wel niet meer toe. Wat er aan goud geproduceerd wordt, verdwijnt óf naar de industrie óf naar parti culiere goudbezitters. Dollars en ponden, die als aanvullende reserves dienen, kunnen daarvoor niet onbeperkt dienst doen, omdat een te grote uit breiding van deze reservemiddelen het vertrouwen erin ondermijnt. En wereldreserves ontlenen hun betekenis nu eenmaal uitsluitend aan het vertrou wen dat men erin stelt. Vandaar dat het schaarse goud zo'n geliefkoosde reserve is. Er komt nu iets nieuws in de vorm van speciale trekkingsrechten (speciaal drawingsrights of S.D.R.) op het Interna tionale Monetaire Fonds. Landen die daaraan be hoefte hebben om tijdelijke betalingsbalanstekorten te overbruggen, kunnen automatisch van de nieuwe reservemiddelen gebruik maken. In wezen komt het neer op een nieuw soort internationaal geld, dat echter alleen gebruikt kan worden tussen de centrale banken onderling. Er zijn bovendien allerlei waarborgen geschapen om de zaak niet uit de hand te laten lopen. Het is im mers duidelijk dat er aan het doelbewust vermeer deren van de internationale reserves inflatoire risico's kleven. Het belangrijkste is evenwel dat men bij een eventueel tekort niet naar noodoplos singen hoeft te grijpen, bijvoorbeeld naar een de valuatie. De kans op verhoging van de goudprijs, waarop van verschillende zijden nog al eens werd gespeculeerd, lijkt thans ook wel van de baan te zijn. Het plan van de Tien moet nog goedgekeurd worden door de vergadering deze maand van het I.M.F. in Rio de Janeiro, maar men verwacht alge meen dat zulks zal gebeuren.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 25