terugblik (4)
Het is wonderbaarlijk te bemerken hoe woorden,
in het verleden gesproken en neergeschreven, ook
thans nog onverminderd hun waarde behouden.
Neem het lange citaat uit de door Raiffeisen uit
gesproken rede op de Vereinstag van 1884 (hij was
toen 66 jaar oud):
„Wanneer men voortdurend, om bijna te zeggen
dag en nacht, slechts arbeidt voor coöperaties en
zich daarmede bezig houdt, dan kan niemand het
kwalijk nemen, dat men ook wel eens aan ontspan
ning denkt. Zo was het kortgeleden ook bij mij.
(Het is alsof „Terugblikker" zélf aan het woord is.
Red.). Het liefst had ik me in de eenzaamheid van
het bos teruggetrokken om mij in de vrije onge
schonden natuur te verfrissen en nieuwe krachten
op te doen. Omdat ik echter tijd te kort kwam,
moest ik me bij die natuurstudie wel beperkingen
opleggen. Om het bemoeien met het geploeter van
mensen te ontgaan, bepaalde ik me tot het dieren
rijk en wel in het bijzonder tot de bijen
Ik kwam echter van de regen in de drup, want
wat ik vond was een samenleving met een opmer
kelijke organisatie, voortreffelijke arbeidsverde
ling, buitengewone vlijt, soberheid in schrale tij
den, spaarzaamheid in tijden van nood, grote zorg
voor de nakomelingschap en voor zwakke indivi
duen, een onbegrensde opoffering van de eenling
aan de gemeenschap en een samenwerken in grote
eendracht en volharding. Een vergelijking hiervan
met onze verenigingen vervulde mij met droefheid;
ik ben er immers van overtuigd, dat onze vereni
gingen een voorbeeld daaraan kunnen nemen".
Wij mogen wel constateren dat Vater Raiffeisen
zijn ogen goed gebruikte en dat hij snel zijn pas
opgedane observaties wist te ordenen, alhoewel
het ons wil toeschijnen dat zijn conclusie min of
méér romantisch is, en toch ook wel door andere
gevoelens wordt bepaald.
Zijn groeiende teleurstelling in het bereikte re
sultaat en het zich bewust zijn van een toenemende
tegenwerking zijn nog maar nauwelijks verborgen.
Alhoewel wij het met zijn verwijt ruimschoots kon
den doen, begint toch ook de tragiek die het leven
van alle idealisten vergezelt mét zijn woorden tot
ons door te dringen.
Gaan wij nu verder met terugblikken, dan blijkt
dat Vater Raiffeisen wat óns land betreft toch wei
nig reden tot klagen moet hebben gehad.
Zoals méér gezegd: In het begin was het alle
maal nog niet bepaald groots, maar de wil tot
bouwen was er en ook de wil zich offers te ge
troosten voor de gemeenschap.
Dat blijkt ook uit de notulen van de Coöpera
tieve Boerenleenbank, gevestigd te Burgerbrug,
welke notulen een tijdvak van 2 juli 1904 t/m dins
dag 24 april 1917 omvatten. (Uit de eerste notulen
blijkt, dat de reglementen van de bank te Limmen
die kortgeleden onze gelederen kwam verster
ken als voorbeeld dienden).
Niet dat er zoveel schokkends in deze lange pe
riode gebeurde. Terwijl auto's en vliegtuigen lang
zaam hun intrede doen en de eerste wereldoorlog
uitbreekt, wordt bij de bank het uitspreken van
welkomst- en dankwoorden genoteerd, alsmede
welwillende woorden en woorden van kritiek.
Elke benoeming wordt, wanneer deze door het
slachtoffer na oprechte of geveinsde aarzeling
wordt aanvaard, door de functie-ontlopers ,,van
harte toegejuicht". Ook daarin is er nimmer enig
nieuws onder de zon.
De activiteit van de eerste kassier blijkt al di
rect opvallend duidelijk, omdat hij terstond na zijn
benoeming begint met het innen van de entree
gelden ad 50 cents. Men heeft het werkelijk met
de heer Otto goed getroffen.
In een van de eerste vergaderingen wordt een
vreemde eend, een niet lid, uit de vergaderzaal
verwijderd, zij het onder luidkeels gemopper.
Het salaris van de kassier, die bovendien nog
zijn huis voor de bank moest openstellen, groeit
in deze periode van 50 tot omstreeks 450 per
284