wat andere raiffeisenorganisaties schrijven te behouden, lijkt het niet zonder bedenkingen als hij zich toch de huurpenningen zou laten cederen, aangezien uit de aanvaarding der cessie zou kun nen worden afgeleid, dat de hypotheekhouder de huurovereenkomst ondanks eerdere inroeping der nietigheid toch als geldig heeft aanvaard en geacht wordt alsnog daaraan zijn toestemming te hebben verleend. huurvernieuwing en het lichten van hypotheken Op het huurbeding kan geen beroep worden ge daan, als het een huur- of pachtovereenkomst be treft, welke reeds was gesloten op het moment van de hypotheekvestiging. Een eenmaal geldig tot stand gekomen huur- of pachtovereenkomst kan door een latere hypothecaire bezwaring van het verhuurde of verpachte goed niet worden aange tast. In de praktijk wordt daarom wel eens een bestaande huur- of pachtovereenkomst overgeslo- ten teneinde de huur of pacht onder de werking van het huurbeding te brengen. Of men dit doel bereikt, is echter twijfelachtig, aangezien het de vraag is of er inderdaad gesproken kan worden van een nieuwe huur of pacht, als de partijen en de verhuurde of verpachte zaak dezelfde blijven. Waarschijnlijk zal moeten worden aangenomen dat alsdan dezelfde huurovereenkomst blijft voortbe staan, ook al wordt de akte vernieuwd. Wordt een hypotheek tijdelijk gelicht en vervol gens opnieuw ingeschreven, dan werkt het ge maakte huurbeding vanaf de nieuwe inschrijving. Niet meer vanaf de oude inschrijving, want die is immers doorgehaald. Dus het opstaan of lichten van hypotheken heeft consequenties ten aanzien van het huurbeding. Ook in dit geval wordt in de praktijk wel gewerkt met een „vernieuwing" van de huur of pacht, waarvan boven reeds is gezegd dat het effect twijfelachtig is. Oostenrijkse Raiffeisenfamilie met 43.000 leden uitgebreid In 1966 heeft de Oostenrijkse Raiffeisenorgani- satie zich grote inspanningen getroost om haar technisch apparaat aan de nieuwe eisen aan te passen. In het coöperatiewezen heeft zich een voortgezette concentratietendens voorgedaan. Tegelijkertijd is het aantal individuele leden met 43.000 toegenomen. De Raiffeisenbankorganisatie met aan de top de „Genossenschaftliche Zentralbank A.G.", negen „Landeszentralen" en een „Raiffeisen-Bauspar- kasse" telt thans 1721 banken met 265 bijkantoren. Men heeft veel gerationaliseerd, de inrichting van de banken aangepast en de uren van openstel ling verruimd. Het belangrijkste probleem van het jaar 1966 was de liquiditeitshandhaving. Dank zij een zeer voorzichtig beleid bij het verschaffen van kredieten, werd voorkomen, dat grotere coöperatieve projec ten, waarvan de financiering voor de gehele orga nisatie van levensbelang is, financieringsmiddelen zouden hebben moeten ontberen. De Raiffeisen bankorganisatie heeft haar marktaandeel in het actieve en passieve bankbedrijf verhoogd van 15,3 tot 16%. Het totaal aantal toevertrouwde middelen beliep per ultimo 1966 bijna 19 miljard Schilling waarvan 15 miljard op spaarrekeningen, ruim 3 miljard Schilling in rekening-courant en bijna 700 miljoen Schilling op bouwspaarrekeningen. Spaartegoeden namen in 1966 met 17,3% toe, de andere deposi to's met 8,5 De kredietverlening van de gehele organisatie groeide met circa 20 Gemeten naar de omvang van de kredietverle ning volgt de Raiffeisenbankorganisatie in grootte na de handelsbanken en spaarbanken. Het aantal kredietnemers bedraagt thans 367.850, aldus ver meldt het blad Raiffeisengenossenschaft van 20 juni 1967.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 34