financiering van de visserij
De financiering van vissersvaartuigen is nog
steeds een zwak punt in de visserij. Over het al
gemeen beschikken de vissers slechts over weinig
eigen middelen en moet dus veel gebruik worden
gemaakt van krediet, niet alleen van bankkrediet,
maar ook van leverancierskrediet.
Uit het overzicht van de raming der investe
ringen in nieuwe vissersvaartuigen (inclusief mo
tor) en van vervanging van oude door nieuwe mo
toren blijkt, dat sinds 1956 ruim 230 miljoen werd
geïnvesteerd; waarvan bijna de helft in kotters.
De nieuwbouw blijkt zeer gevoelig voor het ver
loop der bedrijfsresultaten. De strenge winter van
1962/63 had enige terugslag op vangst en op
brengst. In 1965 en 1966 leidde dit tot beperking
van investeringen in nieuwbouw. In 1966 trad ech
ter reeds enige verbetering in.
Van de herkomst der middelen tot financiering
van de nieuwbouw geeft het overzicht van de
nieuw ingeschreven scheepshypotheken op vis
sersvaartuigen een beeld. Hieruit blijkt, dat het to-
RAMING VAN DE INVESTERINGEN IN NIEUWE VISSERSVAARTUIGEN EN MOTOREN
totaal
waarvan
grote
zeevisserij
waarvan kleine zeevisserij
aantal
miljoenen
guldens
aantal
miljoenen
aantal
miljoenen
guldens
schepen
motoren
schepen
motoren guldens
schepen
motoren
1956
43
38
11,6
11
4
6,2
18
12
4,3
1957
29
67
12,5
10
2
7,8
19
12
3,3
1958
39
45
11,2
8
2
6,3
15
15
3,8
1959
81
53
18,2
7
3
6,2
34
17
9,5
1960
98
79
26,7
13
12,6
37
11
10,1
1961
93
117
27,9
9
8,6
53
6
14,8
1962
64
59
23,0
9
2
8,2
39
15
11,8
1963
74
52
32,9
13
6
14,2
51
21
16,9
1964
58
71
30,4
8
9,8
41
20
17,0
1965
17
62
14,1
5
6,5
9
24
5,8
1966
30
65
23,9
6
10,9
18
23
9,9
Bron: afdeling Visserij van het L.E.I. („Visserij in cijfers 1966")
267