agrarische belangen in het geding bij ruimtelijke ordening landbouw weet met minder mensen meer te produceren, produktiepatroon wijzigt, grotere bedrijfseenheden synthetische voedselproduktie kan meehelpen het wereld voedselprobleem op te lossen. Voor vele plannenmakers vormt het jaartal 2000 een soort magisch gegeven. Wanneer zij zich af vragen hoe onze maatschappij zich in de toekomst zal ontwikkelen en wat gedaan moet worden aan ordening en planning, richten de planologen zich veelal op de situatie rond de eeuwwisseling. Ook in de thans in de Tweede Kamer in behandeling zijnde nota Ruimtelijke Ordening wordt overwogen hoe Nederland er in het zo graag genoemde jaar 2000 uit zal (moeten) zien. Uiteraard is de ruimtelijke ordening een zaak van het gehele Nederlandse volk, waarbij derhalve ook rekening moet worden gehouden met de ge rechtvaardigde belangen van onze land- en tuin bouw. Immers ook de agrarische bevolking levert een belangrijke bijdrage aan de nationale econo mie en heeft daarom bij het streven naar vergro ting van de welvaart dezelfde rechten als andere groepen van de bevolking. Daarbij doet zich echter de moeilijkheid voor, dat de toenemende verstedelijking leidt tot een uitbreiding van de aanspraken der stedelingen op het woon- en werkgebied van de agrarische be volking. Waar nu twee of meer belangen de aan dacht voor eenzelfde gebied vragen, is er de on ontkoombare vraag waar dan de grens moet wor den getrokken. In een aan de Tweede Kamer aangeboden uit voerige nota komt het Landbouwschap tot de con clusie dat de grens tussen de opdringende stede lijke invloed en de wensen en belangen van de huidige plattelandsbewoners veelal tevens be zitters van de grond moet worden getrokken daar, waar het welvaartstreven van de agrarische bevolking door het stedelijke optreden wordt af geremd. De ontwikkeling van onze bevolking, die eisen stelt aan woon- en werkgebied, aan verkeer en re creatie, maakt het treffen van regelingen onont koombaar. De z.g. „ruimtelijke ordening" heeft ten doel te bevorderen, dat er in ons land met de zo schaarse en kostbare bodem ordelijk wordt omge gaan. Ook de landbouw kan in alle redelijkheid niet stellen dat de overheid in deze geen taak heeft. Waar het hier gaat om zaken die voor de plattelandsbevolking van het allergrootste belang zijn, moet de georganiseerde landbouw niet alleen kritisch toekijken, maar ook daadwerkelijk meespe len. Daarbij mag worden verwacht dat eventuele terwille van de Ruimtelijke Ordening te brengen offers zo rechtvaardig mogelijk worden verdeeld en dat de gemeenschap genoegdoening doet waar deze offers onontkoombaar moeten worden ge bracht. 213

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 7