vergroting en de afvloeiing van risicodragend kapi
taal uit de landbouw bij vererving. Hoe meer van
vreemd vermogen gebruik moet worden gemaakt,
hoe lager het voor de privé-uitgaven beschikbare
deel van het inkomen wordt. Dit zal steeds meer
boerenzoons ervan weerhouden boer te worden.
Dat zou het einde kunnen betekenen van het tradi
tionele gezinsbedrijf en daarmee vermoedelijk te
vens van de organisatie van de produktie in een
heden van, qua werkgelegenheid, zeer kleine om
vang. De produktie zou dan geconcentreerd worden
op enkele ondernemingen van zeer grote omvang,
vanwege de schaalvoordelen bij het aantrekken
van risicodragend vermogen op de kapitaalmarkt
en de aan- en verkoop van respectievelijk produk-
tiemiddelen en eindprodukten.
herziening pachtwetgeving noodzakelijk
De toekomst van de persoonlijke onderneming zal
van twee groepen factoren afhangen: in de eerste
plaats het tempo van de algemeen economische
groei en van de technische ontwikkeling in de land
bouw en in de tweede plaats de relatieve voorkeur
die in de toekomst, met name onder de agrarische
jongeren, nog zal bestaan voor een zelfstandig be
roep in de landbouw. De toekomst voor het eigen
geërfde landbouwbedrijf ziet er niet zo rooskleurig
uit. De geschetste ontwikkeling wordt versterkt door
de pachtwetgeving, die ertoe bijdraagt, dat de laat
ste jaren het percentage verpachte grond afneemt.
Voor het voortbestaan van het traditionele gezins
bedrijf acht dr. De Hoogh het noodzakelijk dat de
pachtwetgeving zo wordt herzien, dat de landbou
wers het eigendom van het produktiemiddel grond
uit handen kunnen geven en de grond voor 100%
gepacht kan worden. Immers wanneer grond met
vreemd vermogen moet worden gefinancierd, moet
daarop worden afgelost, zonder dat erop afgeschre
ven wordt.
samenvatting
Tot zover het betoóg van dr. De Hoogh. In het
kort komt het dus hier op neer: Het gezinsbedrijf
is blijven bestaan, omdat de boer behalve onder
nemer, ook een gedeelte van de arbeid levert en de
belangrijkste verstrekker van vermogen is. Doordat
de boer met een mindere beloning voor eigen arbeid
en eigen vermogen wil volstaan dan de marktprijs
voor beide produktiefactoren is, kan hij concurrerend
optreden tegenover de grote onderneming, die met
veel vreemde arbeid en veel vreemd vermogen moet
werken en daardoor wel de marktprijs moet betalen.
Weliswaar heeft de grote onderneming het voor
deel van schaalvergroting bij de aan- en verkoop
van produktiemiddelen respectievelijk eindproduk
ten; zolang het eigen vermogen in het gezinsbedrijf
groot is, blijft het concurrentievermogen van de
ondernemer daarop voldoende om het grootbedrijf
geen reële kans te geven. Door de technische ont
wikkeling en de verschuiving in de prijsverhouding
van kapitaalgoederen en arbeid neemt echter het
percentage vreemd vermogen in het gezinsbedrijf
toe. Over dat vreemde vermogen moet wel een
marktrente en aflossing betaald worden.
Door deze ontwikkeling verliest het gezinsbedrijf
aan concurrentiekracht ten opzichte van het groot
bedrijf. Daarom ziet dr. De Hoogh de toekomst van
het gezinsbedrijf somber in.
landbouwkredietwezen versterkt het gezinsbedrijf
Het bevorderen van de pacht zal, onzes inziens,
de positie van het gezinsbedrijf niet versterken in
dien ook het grootbedrijf daar gebruik van kan ma
ken. Dr. De Hoogh heeft echter een belangrijke
andere factor, die het gezinsbedrijf versterkt, over
het hoofd gezien. De verbondenheid van het coöpe
ratieve landbouwkredietwezen met het gezinsbedrijf
maakt het mogelijk dat het gezinsbedrijf vreemd ver
mogen aantrekt op gunstiger voorwaarden dan de
gangbare marktrente. Hierdoor kan de concurrentie
kracht van het gezinsbedrijf behouden blijven. Ook
een coöperatief georganiseerde aankoop en afzet
kan een steentje hiertoe bijdragen.
Daarbij ontkennen wij niet dat grote structurele
veranderingen binnen dit bedrijfstype zullen moeten
plaats hebben, maar voor het op moderne leest ge
schoeide gezinsbedrijf met een voldoende produk-
tie-omvang en de hulp van een goed werkend
coöperatief landbouwkredietwezen, zien wij de toe
komst bepaald niet zo somber in.