WEST-DUITSLAND
meer besparingen minder kredieten
De ontwikkeling van besparingen en kredieten bij
de Raiffeisenkredietorganisatie weerspiegelen de
gang van zaken in de Bondsrepubliek. Aan de mid
delenzijde was de aanwas gedurende het eerste
kwartaal vrijwel even groot als in het voorafgaande
jaar, het bedrag aan verleende kredieten daaren
tegen steeg met slechts 1,5% tegen 4,8% in de
eerste drie maanden van 1966. Deze laatste ont
wikkeling houdt zonder twijfel verband met een af
genomen investeringsgeneigdheid. Onder de titel
„Meer moed tot verstandige bestedingen" wijdt dr.
Geisbüsch een artikel aan deze ontwikkeling. Schrij
ver haakt aan bij de voorspelling van de Westduitse
minister van Financiën dat terughoudendheid bij de
bestedingen van de consumenten de ondernemers
ertoe brengt investeringen in machines en voorraden
te beperken.
De terughoudendheid van de consumenten is te
Cochem a/d Moezel
verklaren uit het feit, dat zij niet langer verwachten
dat hun inkomen in hetzelfde tempo zal stijgen.
Daarnaast dient een aanzienlijk deel van de con
sumenten rekening te houden met een teruggang
in het inkomen. Deze terughoudendheid betekent
voor veel consumenten, dat de neiging te sparen
voor het zogenaamde „appeltje voor de dorst" toe
neemt. Spaargelden, die oorspronkelijk bestemd
waren voor belangrijke aanschaffingen, worden
voorlopig niet opgenomen. Men streeft dus naar het
handhaven en het vergroten van het spaarsaldo om
eventualiteiten zoveel mogelijk het hoofd te kunnen
bieden.
In de Westduitse situatie blijkt ook, dat het con
sumptieve krediet veel minder snel groeit. Gezien
de dalende rente zou men kunnen verwachten dat
het afbetalingskrediet weer in omvang zou toene
men. Het gedrag van de consument is hier echter
229