jaarverslag nederlandsche bank Het is voor de laatste maal dat dr. Holtrop in zijn functie van president van de Nederlandsche Bank verslag heeft uitgebracht van het economi sche en monetaire gebeuren in ons land. Opnieuw wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de algemene economische ontwikke ling en een scherpe analyse gegeven van het mo netaire gebeuren. Bijzondere aandacht wordt be steed aan onze internationale concurrentiepositie. inflatiebestrijding Als bewaker van het monetaire evenwicht heeft de president al het mogelijke gedaan om aan het langdurige inflatieproces het hoofd te bieden. De jaarverslagen van de afgelopen jaren geven een duidelijk beeld van deze strijd tegen de geldont waarding. Dr. Holtrop spreekt opnieuw zijn onbehagen uit over de hardnekkige prijsstijging. Deze deed de in dex van kosten van levensonderhoud in drie jaar tijd met 171/2% stijgen. Als belangrijkste oorzaak van deze prijsinflatie wordt gewezen op de sterke overbesteding. Voortgaande overbesteding leidde tot een toenemend beroep op de arbeidsreserve die geleidelijk uitgeput raakte. Zo is het werkloos heidspercentage sedert 1961 nauwelijks boven 1 uitgekomen, terwijl het aantal openstaande werk- geversaanvragen gedurende de periode 1961-1965 ongeveer 3 van de afhankelijke beroepsbevol king bedroeg. Hierdoor werden loonstijgingen veroorzaakt, die de toeneming van de arbeidsproduktiviteit verre overtroffen. Ook in 1966 was dit het geval. De stij ging van loonkosten, inclusief sociale lasten, wordt geschat op 101/2 de stijging van de arbeidspro duktiviteit op 4 De nationale bestedingen groei den in 1966 met 51/2 bij een toeneming van het reële nationale inkomen van 4 Het verschil tus sen deze twee grootheden verklaart de achteruit gang van de lopende rekening van de betalings balans. Het waren vooral de investeringen die tot de overbesteding bijdroegen. De stijging van de con sumptieve bestedingen bleef bij de gemiddelde be stedingstoename ten achter, aldus het verslag. conjunctuur Over de conjunctuurontwikkeling zegt het ver slag het volgende: In de loop van het tweede half jaar 1966 kwam er, vrij abrupt, een einde aan de reeds enkele jaren durende periode van overspan nen hoogconjunctuur. Deze kentering trad het dui delijkst aan het licht op de arbeidsmarkt. Het zijn met name de structureel zwakkere be drijven die het meest van deze achteruitgang te lijden hebben. Gewezen wordt op het grote aantal bedrijfssluitingen. Ondanks de kentering toont de president van de Nederlandsche Bank een gema tigd optimisme. Weliswaar is er sprake van een verflauwing van de conjunctuur, maar deze heeft tot nu toe niet het karakter van een algemene teruggang aangenomen. Conjuncturele ontspanning en een beperking van het betalingsbalanstekort werden bereikt, zonder dat het tot economische of financiële crisisverschijnselen kwam. Als belangrijke factoren voor het bereiken van een verder evenwichtsherstel worden genoemd de begrotingspolitiek en de loonpolitiek. Het succes van de inflatiebestrijding is zonder twijfel van groot belang voor onze internationale concurrentie positie. In dit verband wordt gewezen op de sterke stijging van loonkosten in Nederland in vergelijking met concurrerende landen. sparend nederland Het jaarverslag van de Nederlandsche Bank gaat dit jaar veel minder diep in op het voor onze or ganisatie zo belangrijke spaargebeuren. Zoals be kend is, was 1966 voor wat de spaargeldaanwas betreft geen topjaar. De aanwas bij de traditionele spaarinstellingen bedroeg 10,1 tegen 11,2% in 1965. De handelsbanken lieten na een inzinking van 21,8 tot 10,3% in 1965 weer enig herstel zien met een aanwas van 12,2% in 1966. Van het tegoed bij handelsbanken kan ruim 17 dit is 440 miljoen, gerekend worden tot de zoge naamde oneigenlijke spaargelden; dit zijn gelden 154

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 4