Netto-toeneming van het aantal
Periode
jeugdspaarovereenkomsten
Landelijk
Raiffeisenbanken
Idem in van de
landelijke toeneming
30/6'5930/6'60
81.096
13.547
16,7%
30/6'60—30/661
60.926
12.195
20,0
30/6*6130/6'62
75.443
17.050
22,5
30/6'62—30/6*63
80.329
17.187
21,4%
30/6*63—30/6*64
65.582
16.136
24,6
30/6*64—30/6'65
57.000
16.618
29,2
30/6*65—30/6'66
41.685
16.019
38,4
Netto-toeneming van het gespaarde bedrag
x 1.000,—
Landelijk
Raiffeisenbanken
Idem in van de
landelijke toeneming
30/6*59—30/6*60
43.693
10.558
24,2
30/6*60—30/6*61
53.130
11.083
20.9
30/6*61—30/6*62
60.347
14.391
23,8
30/6*62—30/6*63
74.420
16.971
22,8
30/6*63—30/6*64
72.879
16.902
23,2
30/6*64—30/6*65
64.000
18.245
28,5
30/6*65—30/6*66
88.994
24.982
28,1
Het aandeel van de aangesloten banken in de
netto-toeneming van het aantal jeugdspaarovereen-
komsten geeft vanaf 30 juni 1959 relatief een stij
ging te zien, behoudens in de periode 30 juni 1962-
30 juni 1963.
Hetzelfde geldt voor het aandeel in de netto
toeneming van de besparingen, doch eerst vanaf
30 juni 1962, terwijl voor de periode 30 juni 1965-
30 juni 1966 een lichte daling geconstateerd moet
worden.
Het is voor de aangesloten banken wel zaak op
de ingeslagen weg voort te gaan en bij voortdu
ring de nodige aandacht aan de acquisitie voor
deze spaarvorm te besteden. De noodzaak hiertoe
doet zich temeer gevoelen, daar het aantal opge
heven jeugdspaarwetrekeningen wegens het vol
tooien van de voorgeschreven spaartermijn steeds
toeneemt en dientengevolge een steeds groter be
drag aan de categorie jeugdspaarwetgelden wordt
onttrokken. In aanmerking nemende, dat het groot
ste gedeelte van de daarvoor in aanmerking ko
mende jeugdige bevolking (nog) niet aan de Zilver
vloot deelneemt, moet worden gesteld, dat hier een
groot terrein braak ligt.
Het behoort tot de taak van de aangesloten
banken de geboden kansen te benutten en het
Ideaalspaarplan De Zilvervloot door middel van de
daartoe geëigende publiciteitsmedia onder de aan
dacht van de in aanmerking komende groep jon
geren te brengen.
199