enquête jeugdspaarwet per 30 juni 1966
De resultaten van de per 30 juni 1966 gehouden
jeugdspaarwetenquête zijn nu door het betrokken
ministerie bekendgemaakt. Het moet worden be
treurd, dat deze bekendmaking telkenjare op een
zo laat tijdstip plaatsvindt.
De actualiteit van de gepubliceerde gegevens
gaat daardoor grotendeels verloren, temeer daar
de volgende enquête (per 30 juni a.s.) al weer voor
de deur staat.
De uitkomsten van de enquête per 30 juni 1966
geven het volgende beeld te zien:
Instellingen
Aantal
Idem
Gespaard
Idem
Gemiddeld
lopende
in
bedrag x
•n
gespaard
jeugdspaarover
van het
1.000,
van het
bedrag per
eenkomsten
totaal
totaal
jeugdspaarover
eenkomst
Raiffeisenbanken
155.006
22.0
121.927
24,7
786,60
Boerenleenbanken
138.104
19.6%
94.085
19,0%
681,26
Rijkspostspaarbank
164.696
23,5
114.820
23,2
697,16
Nutsspaarbanken
242.758
34,5
161.017
32,6
663,36
Niet-aangesloten
landbouwkredietinstellingen
3.040
0,4
2.441
0,5
802,96
Totaal
703.604
100%
494.290
100%
702,52
Het marktaandeel van de aangesloten banken
in het aantal lopende jeugdspaarovereenkomsten
is in de periode 30 juni 1965 tot 30 juni 1966 met
1 toegenomen tot 22 terwijl het aandeel in
de jeugdspaarwetgelden met 0,8 steeg tot
24,7
Het gemiddeld per jeugdspaarovereenkomst ge
spaard bedrag ligt bij de aangesloten banken boven
het landelijk gemiddelde en wordt slechts overtrof
fen door het bij de niet-aangesloten landbouwkre
dietinstellingen gemiddeld gespaarde bedrag. Van
de netto-toeneming van het aantal jeugdspaarover
eenkomsten in de periode 30 juni 1965 tot 30 juni
1966 blijkt 38,4 betrekking te hebben op de stij
ging van het aantal jeugdspaarovereenkomsten bij
de aangesloten banken, nl. van 139.018 naar
155.006. Van het toegenomen jeugdspaarwetkapi-
taal is 24.982.000,of 28,1 aan de aange
sloten banken toevertrouwd.
Een en ander komt in nevenstaande tabellen tot
uitdrukking:
198