bare kapitaalmarktrente konden nu ook spaarders
worden aangetrokken, die geen aanspraak op een
lening wensten te maken.
Daarnaast werd het voor de contractspaarders
mogelijk voor een korte periode hun gelden op te
vragen.
Geleidelijke doorvoering van het zogenaamde
Daytonplan na 1885 had tot gevolg, dat de oude
collectieve spaarvormen werden opgeheven. Sterke
uitbreiding van de spaarderskring betekende een
aanzienlijke verruiming van de mogelijkheid om wo
ningbouwleningen te verschaffen. De dikwijls lange
wachttijden voor de aanvragers van voorschotten
vervielen. Op deze wijze hebben Savings- and
Loan Associations zich ontwikkeld van collectieve
organisaties van onderlinge hulp tot open krediet
instellingen, die aan spaarders een goede rente
vergoeding gaven en tegelijkertijd woningbouw
leningen verstrekten. Ook het kostenloze beheer
was niet langer te handhaven. Een permanente lei
ding werd noodzakelijk.
In 1892 werd een overkoepelende organisatie ge
sticht, die thans de naam Savings- and Loan League
draagt. Deze organisatie vertegenwoordigt de ge
meenschappelijke belangen van ruim 6.200 spaar
en voorschotverenigingen met in totaal bijna 41
miljoen spaarders.
Aan het eind van 1965 was 87% van het aantal
verenigingen op onderlinge basis georganiseerd en
13% in de vorm van een n.v. Deze laatste vorm
komt met name in Californië voor.
In de loop van de tijd hebben de Savings- and
Loan Associations het karakter van gespeciali
seerde financieringsinstelling behouden. Een en
ander vloeit mede voort uit de wettelijke verplich
ting een bepaald deel van de toevertrouwde mid
delen aan te wenden voor woningbouwprojecten.
In 1965 bestonden de activa voor 85% uit hypo
thecaire kredieten. Als instellingen, die hypothe
caire kredieten verschaffen zijn de meeste Sa
vings- and Loan Associations ook lid van het zo
genaamde Federal Home Loan Bank systeem. De
12 regionale banken, die dit door de overheid in
gestelde systeem kennen, fungeren als bankers'
bank voor de leden.
In tegenstelling tot de Duitse bouwspaarbanken
kennen de S.L.A.'s geen collectief doelsparen
meer. Niet langer vormt het eigen woningbezit de
enige spaarimpuls. Dank zij een gunstige rente
vergoeding zijn spaarders aangetrokken die niet
voor een woonhuis sparen. Door deze gang van
zaken hebben de S.L.A.'s twee groepen cliënten
gekregen met aan elkaar tegengestelde belangen.
Van tijd tot tijd worden de debet- en creditrente
tarieven herzien aan de hand van de situatie op de
spaargeldmarkt en de hypotheekmarkt. Gezien de
uiteenlopende plaatselijke omstandigheden variëren
de rentetarieven van plaats tot plaats.
Het was de gunstige rentevergoeding die het
aantal spaarders en het totale spaarsaldo snel deed
groeien. Daarnaast is er zowel door de individuele
verenigingen als door het gemeenschappelijke pro-
paganda-instituut, de zogenaamde Savings- and
Loan Foundation, zeer veel aan publiciteit gedaan.
na-oorlogse groei
Terwijl het spaartegoed gedurende de twintiger
jaren geleidelijk groeide van 1,7 miljard in 1920
tot 6,3 miljard in 1930, staan de dertiger jaren in
het teken van achteruitgang en stagnatie. Eerst ge
durende de laatste jaren van de Tweede Wereld
oorlog zet een geleidelijke groei in. Tussen 1940
en 1945 nam het saldo toe van 4,3 tot 7,4 miljard
dollar. Schaarste aan allerlei gebruiksgoederen
had gedurende de oorlogsjaren zeer hoge bespa
ringen tot gevolg. In de jaren 1942-1944 werd zelfs
23 a 25 van het beschikbare inkomen gespaard
(tegen gemiddeld 6,5% in de jaren 19461962).
Na de oorlog was er een sterke inhaalvraag, die
zorgde voor een conjuncturele opleving.
Eén en ander ging gepaard met een stijging van
de levensstandaard en een verdere uitbreiding van
de middengroep, die dank zij het gestegen inkomen
in staat was rente- en aflossing voor een eigen
woning te betalen.
Een gelukkige omstandigheid werd gevormd
door het ruime kapitaalaanbod, dat zorgde voor
een betrekkelijk lage rente, waardoor de kosten
van het eigen-woningbezit vergelijkbaar werden
met de te betalen huurprijzen.
De Savings- and Loan Associations speelden
191