te bespreken, constateerde dr. Verhage, dat de z.g. Structuurcommissie in de loop van 1966 haar werkzaamheden heeft beëindigd en haar rapport heeft uitgebracht. Er is nu mee begonnen dit rap port binnen de organisatie verder door te spreken. Het balanstotaal van de gehele organisatie steeg van 5,9 miljard in 1965 naar 6,5 miljard in 1966. De onkosten zijn in 1966 niet onbelangrijk minder gestegen dan in 1965. Dit is ook het geval wan neer geen rekening wordt gehouden met de hogere bijdrage van de lokale banken waartoe de vorige Algemene Vergadering besioot. De stijging in de bijdragen van de lokale banken heeft nog niet de helft van de kostenstijging gedekt. De totale on- kostenstijging bedroeg in 1966 7 a 8%. Hierin is uiteraard de post salarissen en sociale lasten, die met ongeveer 20 steeg, van grote betekenis. Uit de vergelijking van deze percentages blijkt al dat enkele bijzondere factoren de totale onkostenstij- ging hebben gedrukt. Met name de huisvestings kosten waren om enkele redenen lager dan in 1965. In 1966 is begonnen met de uitbreiding van het kantoorgebouw aan de noordzijde. Voor de huis vesting van de afdeling Automatisering en de aan sluiting daarop door de plaatselijke banken is dit even belangrijk als voor de vervulling van andere taken. De verwachting bestaat dat deze zo nodige betere huisvesting aan het eind van het lopende jaar of in het begin van 1968 in gebruik zal kunnen worden genomen. De stijging van de post algemene kosten is o.a. een gevolg van hogere reiskosten en van de kos ten van de Raiffeisencursus. De kosten voor voor lichting en propaganda bleven ongeveer dezelfde als in 1965. Bestuur en directie menen dat dit werk voor een verdere ontwikkeling van de organisatie onontbeerlijk is en dat dit in een redelijke mate moet worden uitgebreid. De bijdragen voor de pen sioenvoorziening konden dezelfde zijn als in 1965, maar de afschrijvingen op vaste goederen en in ventaris moesten wat hoger worden gesteld. Bo vendien wordt voorgesteld 2.500.000,toe te voegen aan de reserve bijzondere bedrijfsrisico's. Het saldo van interest-baten en interest-lasten ligt ruim 4 miljoen hoger dan in 1965. De pro- visiepost is ongeveer 160.000 hoger dan vorig jaar. Deze beide posten maken het mogelijk het boekjaar 1966 af te sluiten met een winstsaldo van 6.672.405,nadat een belangrijke voorziening voor te betalen belastingen is getroffen. Het Bestuur meent dat dit resultaat bevredigend kan worden genoemd. Ook het resultaat bij de aan gesloten banken is goed. Door het voorstel om het kapitaal van de Cen trale Bank sneller te vergroten en dat bij aanne ming het kapitaal van de Centrale Bank zal verdub belen, heeft de organisatie hier de mogelijkheid het eigen vermogen te versterken, wat noodzake lijk is om het werk op een verantwoorde wijze te blijven uitoefenen. Aan de actiefzijde van de balans is de post schatkistpapier met 35,2 miljoen gestegen, maar de korte beleggingen zijn met 49 miljoen gedaald. De post effecten is met 71/2 miljoen afgenomen maar de lange uitzettingen zijn met 45 miljoen vergroot. Onder de lange uitzettingen schuilen be langrijke bedragen die regelmatig op de geldmarkt verhandelbaar zijn en dus feitelijk genomen tot de kortere beleggingen moeten worden gerekend. De post hypotheken is opnieuw gestegen en wel met 25 miljoen. Hierin schuilen in belangrijke mate financieringen die niet meer door lokale banken konden geschieden maar die voor de „eigen kring" toch belangrijk zijn. Aan de andere kant van de balans blijkt dat de schulden op lange termijn met circa 11 miljoen zijn gedaald maar dat de termijn-deposito's een stijging van 24 miljoen tonen. De post crediteuren is met ruim 120 miljoen toegenomen, waarin ook schuilt de toeneming van het depot van de lokale banken met ongeveer 100 miljoen. Het kapitaal is opnieuw iets teruggelopen als gevolg van de tot stand gekomen fusies. De re serve is met 4,7 miljoen gestegen, zodat het ge publiceerde eigen vermogen van de Centrale Bank van 67 miljoen naar ongeveer 71 V2 miljoen is verhoogd. De lokale banken beschikken over een eigen vermogen van 200,8 miljoen. Wanneer men daarbij telt de open reserves van de Centrale Bank ad 44,2 miljoen, dan blijkt dat het eigen vermo gen van de hele organisatie 245 miljoen bedraagt 178

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 28