Ten aanzien van het verband met de conjunctuur
ontwikkeling, merken wij slechts op, dat de ver
mindering van de investeringsbedrijvigheid, dus
van de vraag naar kapitaal voor investeringen in
het bedrijfsleven, gepaard gaat met een toeneming
van de voorkeur bij de beleggers voor belegging in
de risico mijdende sector van de kapitaalmarkt. De
verklaring hiervoor ligt voor de hand: tegenover de
toegenomen onzekerheid van de risico's, die de be
legging in de risico dragende sector van de kapi
taalmarkt biedt, staat de grote attractie, dat men
zich ook nu nog van een alleszins bevredi
gend rendement, bij aankoop van obligaties dan
wel op spaarrekeningen bij de bank, kan verzeke
ren. En dat rendement is nog altijd zo hoog, dat het
een belangrijk tegenwicht biedt tegen het evenzeer
nog altijd bestaande risico van een voortdurende
waardevermindering van het geld.
de rendementsdaling
Ten aanzien van het renteverloop kan men zich
het best oriënteren met behulp van de koers- en
rendementstabellen, die aan het einde van dit
maandoverzicht zijn afgedrukt. In dit verband is bo
vendien evenzeer instructief, dat de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten einde november een 7
lening tegen 99 heeft uitgegeven, waarvan het
effectieve rendement uitkwam op 7,10%, terwijl
voor de 61/2 lening, waarop men op 17 maart jl.
heeft kunnen inschrijven, de uitgiftekoers op pari
was gesteld, zodat het rendement daarvan op
slechts 6,50% uitkwam. Nu was dat rendement in
feite wel wat scherp gesteld. Maar emittenten had
den blijkbaar met een voortgezette daling van de
rentestand rekening gehouden, al konden zij niet
weten, dat het disconto nog vóór de inschrijvings
datum, nl. per 15 maart reeds, zou worden verlaagd.
Dat deze verlaging het succes van de emissie aan
zienlijk heeft vergroot en daarop dientengevolge
slechts zeer weinig kon worden toegewezen, be
hoeft in dit geval dus geen nadere verklaring. Aan
het einde van de maand noteerde deze lening dan
ook reeds met een agio van 11/8 bij een koers
van 101 Va De 7 %-lening Nederland 1966 I was
einde maart gestegen tot de recordstand van
1053/i6. terwijl toen voor de tweede lening van 1966
een koers gold van 1055/i6%-
teken des tijds
Met betrekking tot de discontoverlaging mag de
commentaar van de Nederlandsche Bank hier zeker
nog wel eens worden gereleveerd. Opgemerkt werd
namelijk, dat de renteverlaging mogelijk is gewor
den door de aanhoudende ontspanning van de con
junctuur, terwijl de discontoverhoging van het vo
rige jaar plaats vond om de ongunstige ontwikke
ling van de economie, te weten het tekort op de
betalingsbalans, een uit de hand lopende krediet
verlening en de steeds groter wordende vraag naar
kapitaal tegen te gaan. Van zulk een overspannen
vraag naar nieuwe middelen is thans geen sprake
meer en dit is voor de centrale bank tevens aan
leiding geweest, de verplichting tot het aanhouden
van een renteloos deposito, overeenkomende met
het bedrag waarmode toelaatbare kredietgrenzen
individueel door de particuliere banken worden
overschreden, op te heffen. Met dien verstande
echter en dit is zeker een merkwaardig ver
schijnsel dat de kredietnormen op zichzelf ge
handhaafd blijven, zodat van een volkomen herstel
van de vrijheid bij de kredietverlening nog geen
sprake is. Maar van het strafdeposito zijn de ban
ken in elk geval af, terwijl de voorlopige instand
houding van de normen der kredietbeperking voor
lopig slechts van academische betekenis is, daar
van een overschrijding van het toegestane plafond
toch reeds geen sprake meer is geweest gedurende
de laatste maanden. Klaarblijkelijk neemt de leiding
van de Nederlandsche Bank aan, dat bij de huidige
vertraging van de economische expansie voor een
overspannen kredietverlening niet behoeft te wor
den gevreesd.
137