spaarresultaten bij de verschillende spaarinstellingen
Bedragen x f 1 miljoen
1967
Raiffeisenbanken Utrecht
Boerenleenbanken Eindhoven
Rijkspostspaarbank
Algemene spaarbanken
Handelsbanken en overige
Totaal
215,9 190,3
199,8 170,9
121,3 99,7
400,1 329,3
25,6
28,9
21,6
19,4
14,9
- 0,3
70,8 12,6
69,7
47,1
55,3
37,2
110,4
133,8
383,8
1966
Raiffeisenbanken Utrecht
Boerenleenbanken Eindhoven
Rijkspostspaarbank
Algemene spaarbanken
Handelsbanken en overige
Totaal
197,0 164,9
149.7 131.6
115.8 86,1
335,6 256,4
32,1 5,2
18,1 4,8
29,7 1,4
79,2 23,7
49,1 36,6
208,2 58,5
56,8
33,5
45,5
123,8
92,8
352,4
kanttekeningen bij de cijfers
De toevertrouwde middelen namen in februari
met 28,9 miljoen toe. Het spaaroverschot bedroeg
25,6 miljoen en de creditsaldi in rekening-courant
vertoonden een stijging van 3,3 miljoen. Vorig jaar
was zowel het spaaroverschot als de toeneming
van de rekening-courantgelden hoger, namelijk res
pectievelijk 32,1 en 7,5 miljoen.
In eigen kring werd 44,1 miljoen uitgezet tegen
44,3 miljoen in februari van het vorig jaar.
De liquide middelen liepen met f 17,1 miljoen
terug, hetgeen f 7,6 miljoen meer was dan vorig jaar.
Bij de gezamenlijke spaarinstellingen werd in fe
bruari een spaaroverschot geboekt, dat 7,4 mil
joen hoger was dan in 1965. Tegenover hogere
overschotten bij de handelsbanken en de Eindho-
vense organisatie stonden lagere spaarresultaten
bij de overige spaarinstellingen.
De voorlopige spaargegevens voor maart wijzen
erop, dat alles bij de algemene spaarbanken een
spaarresultaat werd geboekt, dat achterbleef bij
vorig jaar.
135