wat ons bezig houdt ONZE BANKEN EN DE GLASOPSTANDEN Glasopstanden, kassen en warenhuizen met hun bijkomende apparatuur, zijn een kwetsbaar bezit. Glas is nu eenmaal gemakkelijk breekbaar, ook al komen we tegenwoordig zelfs kogelvrij glas tegen. Een fikse hagelbui kan, zoals in het vorige nummer van ons blad is aangetoond, de te velde staande gewassen vernietigen maar zal ook de ruiten van de glasopstanden kunnen doen sneuvelen. Sneeuw- druk, vorst, storm of windhoos kan bovendien niet alleen het glas beschadigen, maar kan ook de con structie van de kassen en warenhuizen ontwrichten en zelfs geheel vernielen. Tot zekerheid van een door onze banken ver strekt voorschot of krediet zijn vele glasopstanden verbonden. De bank heeft dan belang bij deze glas opstanden. Meestal is dit een hypothecair belang, maar ook is het denkbaar dat de bank anders dan in de vorm van een hypotheek, toch een zekerheids- belang heeft. Het is voor de bank een veilig gevoel te weten, dat de glasopstanden tegen de typische glasrisico's van hagel, sneeuwdruk, storm, wind hoos en vorst goed verzekerd zijn, want daarmede is ook het eigen belang van de bank indirect ge dekt. Om dit eigen belang zoveel mogelijk veilig te stellen, is thans de mogelijkheid geschapen voor de banken om toe te treden tot een „collectieve hypothecair-belangverzekering glasopstanden". Deze naam dekt de inhoud niet geheel, maar in de circulaire, welke hierover onlangs aan de banken is gezonden, wordt duidelijk aangegeven, waarom het gaat. Het contract, dat is gesloten met de Eerste Onderlinge Schadeverzekering Maatschappij voor Land- en Tuinbouw, geeft een „parapluiedekking". Wanneer het belang, dat een bank bij glasopstan den heeft door hagel of één van de andere evene menten wordt aangetast en er onverhoopt geen uitkering volgt van de verzekeraar van de cliënt, kan de bank een beroep doen op de ovo.koepe- lende dekking van het contract. Het initiatief tot deze regeling is uitgegaan van enkele banken uit de „glasdistricten" en wij hebben de totstandkoming van de regeling ervaren als een mooi voorbeeld van overleg tussen belanghebben de banken en de Centrale Bank. Wij zijn van me ning, dat een goede regeling tot stand is gekomen, waarbij de theoretische en de praktische kanten van deze, in wezen vrij moeilijke, materie, op een gelukkige wijze tot een handzaam geheel zijn sa mengevoegd. Zonder terughouding wekken wij daarom alle be langhebbende banken op per 1 april a.s. tot de re geling toe te treden. Hun belang zal er mee ge diend zijn wanneer dit onder de „parapluie" van het contract gedekt is. Wij zullen er echter, on danks onze eigen parapluie, op moeten blijven toe zien, dat ook de cliënt zelf niet in de drup komt te staan en dat deze onder een eigen regenscherm dekking vindt, met andere woorden dat de cliënt zelf zijn eigen belang blijft verzekeren. Het lijkt ons geheel overeenkomstig de aard van onze ban ken, dat dit aspect aan het slot van de circulaire onder het hoofd „Belangrijk" nog eens goed on derstreept wordt. BEHANDELING RAPPORT 1966 Nadat de Structuurcommissie in de loop van 1966 haar studie over de ontwikkeling en de struc tuur van de Raiffeisenorganisatie had beëindigd, werd verslag uitgebracht aan Bestuur en directie van de Centrale Bank en werd het Rapport 1966, waarin de bevindingen van de commissie zijn neer gelegd, binnen de organisatie verspreid. Het Bestuur van de Centrale Bank, dat zich met de inhoud van het rapport akkoord verklaarde, sprak de wens uit dat het Rapport 1966 in de or ganisatie zou worden besproken. 78

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 4