een verzekeringsmaatschappij, inzake aantal per
sonen en waarde zou voor de stelling van mijn col
lega wel eens nadelig kunnen zijn.
Hoe dit ook zij, ik zou de veiligheid en de
zekerheid van de bij de banken te verzekeren waar
den (en personen) in de allereerste plaats niet
zakelijk willen bezien. Ik meen dan ook te mogen
stellen, dat de door de Centrale Bank gegeven
veiligheidsvoorschriften niet voornamelijk betrek
king hebben op het veilig stellen van „waarden",
doch meer op het veilig stellen van „personen".
De heer Wabeke rekent uit, dat door het nemen
van extra-beveiligingen voor 1000 banken een
doorlopend kostenbedrag van 3.000.000,is ge
moeid. Deze berekening neem ik voor waar aan,
maar dan begaat mijn collega de fout, dat hij al
leen maar aan „het geld" denkt en niet aan „de
personen".
Onze bank heeft een beveiliging door middel van
kogelvrij glas aangebracht. Hierdoor wordt bereikt,
dat niet alleen „het geld", maar in het bijzonder
„levens" worden beveiligd. Mag ik vragen, wat een
mensenleven betekent en zakelijk gezien waard is.
Geen 3.000.000,maar een veelvoud daarvan,
tot bijna in het oneindige. Mijn collega begrijpt nu
wel, dat m.i. alle kosten, die voor een (bijna) vol
ledige bescherming van „levens" ten koste worden
gelegd niet opwegen tegen de zakelijke inhoud van
zijn artikel.
Resumerend zou ik willen stellen, dat wij deze
aangelegenheid niet zakelijk, maar in de allereerste
plaats „menselijk" moeten bezien.
Het personeel van de bank moet uit menselijke
overwegingen het bestuur hierom vragen.
Waarom dit probleem zo zakelijk bezien als mijn
geachte collega, wijl wij toch al in zo'n zakelijke
wereld leven.
Onze bank geeft dan 3.000,(gedurende 10
jaar) als extra voorziening uit, maar daartegenover
staat, dat wellicht een „mensenleven" wordt gered.
Kunt u berekenen, hoeveel dat waard is?
A. G. Witvliet,
Kassier Coöp. Raiffeisenbank Zuidland
naschrift van de redaktie
In telegramstijl de volgende opmerkingen:
a. De heer Wabeke acht de „extra-beveiligings
maatregelen zeer duur". De beide inzenders van
deze maand achten dit geen argument wanneer
het om mensenlevens zal gaan. Wij geloven
echter, dat dit het door de heer Wabeke ge
stelde punt niet raakt. In zijn algemeenheid zal
ook de heer Wabeke de „mensenleventheorie"
wel onderschrijven.
b. De heer Wabeke heeft echter de „extra-veilig
heidsmaatregelen" vooral uit verzekeringstech
nisch standpunt willen benaderen. Hij acht het
eisen van deze extra-maatregelen door de Cen
trale Bank niet nodig, omdat er een grote sprei
ding van gelijksoortige risico's is.
c. De heer Witvliet gaat op dit laatste even in en
maakt in de derde alinea enige opmerkingen,
die o.i. de kern van het door de heer Wabeke
betoogde raken. Hij trekt de door de heer Wa
beke gemaakte vergelijking tussen autoverzeke
ringen en de verzekering van het Onderling
Raiffeisengarantiefonds in twijfel en acht de
spreiding niet groot.
d. In het novemberartikel is geponeerd, dat het
voorschrijven van „minimale" veiligheidsmaat
regelen (wat naar ons gevoel een enigszins an
dere indruk geeft dan de door de heer Wabeke
gebruikte term van „extra"-veiligheidsmaatre-
gelen) altijd nodig is, omdat de kwaliteit en de
kwantiteit voor de door de banken gelopen ri
sico's in de praktijk grote verschillen vertonen.
Een bank is nu eenmaal iets anders dan een
auto! Paradoxaal gezegd: door de minimale vei
ligheidsmaatregelen gaan de banken meer op
auto's gelijken en wordt het verzekeringstech
nisch mogelijk te spreken van een goed ge
spreide groep van gelijksoortige risico's.
e. Volgens de heer Wabeke zou dit laatste ook
reeds het geval zijn zonder veiligheidsmaatre
gelen (extra of minimale?). Dit is het eigenlijke
geschilpunt.
f. Over de omvang van de veiligheidsmaatrege
len laat het novemberartikel zich niet uit. Hoe
ver moeten we in redelijkheid gaan? Het zal
duidelijk zijn, dat men uit verzekeringstechnisch
109