De opsomming van de gedekte gevaren begint
als volgt:
De verzekering dekt de wettelijke aansprakelijk
heid van de verzekerde voor schaden veroorzaakt
aan personen en goederen met inbegrip van de
daaruit voortvloeiende schade door hem, of door
oersonen, dieren of zaken, waarvoor hij volgens de
wet aansprakelijk is.
De polis noemt dan verder o.a.:
a. De aansprakelijkheid van huispersoneel van de
verzekerde, indien en voor zover de verzekerde
zelf jegens de maatschappij aanspraak op ver
goeding heeft.
Hieruit blijkt dat de aansprakelijkheid van het
huispersoneel zelf ook onder bepaalde omstan
digheden (in de praktijk in de meeste gevallen)
is verzekerd. Dat is nog wel belangrijk, omdat
naast de werkgever, een werknemer ook zelf
aansprakelijk is. Door deze uitbreiding van de
dekking wordt voorkomen dat de verzekeraar
door de wettelijke subrogatie volgens het Wet
boek van Koophandel verhaal kan gaan nemen
op de werknemer, hij doet daar (uitgezonderd
bij opzet en dergelijke) vrijwillig afstand van.
b. De werkgeversaansprakelijkheid van de verze
kerde terzake van het gebruik van motorvoer
tuigen door huispersoneel.
Mocht het b.v. zo zijn, dat een hulp in de huis
houding buiten medeweten van de werkgever
onverzekerd op een bromfiets rijdt en zou de
werkgever naar aanleiding van een ongeval wor
den aangesproken, dan biedt de verzekering
ook hiertegen dekking.
c. De wettelijke aansprakelijkheid van de verze
keringnemer voor schade terzake van „joy
riding" door zijn inwonende minderjarige kinde
ren (leest u de krant er maar op na hoe vaak
dit voorkomt!).
d. De wettelijke aansprakelijkheid van de verze
kerde voortvloeiende uit de eigendom van het
door hem en zijn gezin bewoonde huis (let er
op dat voor de andere huizen van een huis
eigenaar een aparte verzekering tegen W.A.
nodig is, hetgeen ook mogelijk is door het slui
ten van een uitgebreide brandverzekering).
e. De aansprakelijkheid van de verzekerde jegens
huispersoneel krachtens artikel 1638 B.W. (In
het kort weergegeven, houdt dit artikel in, dat
de werkgever verplicht is zorg te dragen, dat
de werknemer zodanig tegen gevaar beschermd
is, als redelijkerwijs in verband met de aard
van de arbeid gevorderd kan worden. Is dat niet
het geval geweest dan is de werkgever jegens
zijn werknemer aansprakelijk. Komt de werkne
mer te overlijden dan bestaat die aansprakelijk
heid ook jegens de echtgenoot, de kinderen of
de ouders van de overledene, die door de ar
beid van de werknemer plachten te worden on
derhouden. In de laatste alinea van genoemd
artikel staat de zeer belangrijke bepaling dat elk
beding waarbij de verplichting van de werk
gever zou kunnen worden uitgesloten, of be
perkt nietig is.
Uit de opsomming van de verzekerde gevaren
moge nogmaals blijken dat men meer gevaren loopt
dan men meestal wel denkt.
Een belangrijk punt is nog het volgende.
Hierboven hebben wij zijdelings gesproken over
de subrogatie van een verzekeraar in de rechten
van zijn verzekerde die mogelijk gemaakt wordt
door artikel 284 van het Wetboek van Koophandel.
Daar staat, dat de verzekeraar die schade betaald
heeft, in alle rechten treedt die de verzekerde ter
zake van die schade tegen derden mocht hebben.
Het is dus niet alleen zo dat de benadeelde zelf
aanspraken heeft, maar ook b.v. zijn ziektekosten
verzekeraar die de opname in het ziekenhuis be
taalde. Deze zal ook zeker verhaal nemen op de
schuldige, of op ouders of de werkgever van de
schuldige.
Ook ziekenfondsen b.v. plegen van de in artikel
284 gegeven mogelijkheid gebruik te maken.
Het is, dachten wij, van belang een cliënt die
zich voor zijn assurantiezaken tot een bank wendt,
ook te wijzen op de W.A.-verzekering voor particu
lieren. De premies zijn zeker niet hoog te noemen.
Al is het zo, dat men in vele gevallen nooit van
zijn rechten uit de polis gebruik hoeft te maken,
dan wil dat nog niet zeggen dat hier van een over
bodige verzekering kan worden gesproken. Wij
hopen dat met het bovenstaande voldoende te heb
ben aangetoond.
106