de daad waarvoor zij aansprakelijk zouden zijn, niet hebben kunnen beletten (werkgevers worden dus niet in de gelegenheid gesteld zich van schuld vrij te pleiten). Artikel 1404 regelt de aansprakelijkheid voor dieren en artikel 1405 de aansprakelijkheid van eigenaren van gebouwen. Hiermee is zeer in het kort aangegeven wat van belang is voor de vraag of men door een ander aansprakelijk kan worden gesteld voor geleden schade. Voor de dekking van wettelijke aansprakelijkheid zijn drie vormen van verzekering van belang: a. de W.A.-verzekering voor motorvoertuigen b. de W.A.-bedrijfsverzekering c. de W.A.-particulierverzekering. De eerste vorm van verzekering krijgt over het algemeen, dachten wij, wel voldoende aandacht maar het is de vraag of dat bij de W.A.-particulier verzekering het geval is. De W.A.-bedrijfsverzekering zouden wij voor lopig willen laten rusten tot een volgende keer. Met de term W.A.-particulierverzekering denkt men aan de dekking, welke men krijgt voor die ge vallen van aansprakelijkheid, die geen verband houden met het gebruik maken van motorvoertuigen en het zijn van werkgever in de uitoefening van een bedrijf. Er zijn genoeg voorbeelden uit de praktijk en de jurisprudentie bekend van gevallen waar door een ongelukkige samenloop van omstandigheden een ongeval werd veroorzaakt, waardoor een ander schade leed en waarbij aanspraken tegen de schul dige of degene die verantwoordelijk was voor de daden van anderen werden ingesteld, die niets minder dan een financiële ramp betekenden omdat er geen W.A.-verzekering aanwezig was. Wij zouden er twee willen noemen, die het bo venstaande kunnen toelichten. Het eerste gaat over de eigenaar van een hond. Het beest wordt uitgelaten door een buurmeisje van een jaar of acht. Het kind kan het dier op een gegeven moment niet houden, de hond rukt zich los om een passerende bromfietser aan te vallen. Deze komt ten val, moet met een schedelbasisfractuur in het ziekenhuis worden opgenomen, ligt daar ette lijke maanden en blijkt levenslang invalide te zijn. De eigenaar van de hond wordt aan gesproken voor een bedrag van ongeveer 100.000,(Dat mag een exorbitant hoog bedrag lijken maar dat is toch bij nadere beschouwing van de omstandigheden geenszins het geval. Stel dat iemand door invaliditeit een inkomen derft van 10.000,per jaar, dan is het te begrijpen dat een bedrag van 100.000,gauw is bereikt!) De eigenaar van de hond probeert zich vrij te pleiten door te stellen, dat hij niet aansprakelijk is maar de ouders van het buurmeisje. Deze spelen de bal echter terug naar hun buurman en met suc ces want de rechter bepaalt, dat de eigenaar van de hond aansprakelijk is omdat hij gebruik maakte van de diensten van zijn buurmeisje. Het tweede voorbeeld gaat over een de rijweg overstekende voetganger, die niet voldoende uit kijkt. Een passerende automobilist probeert hem te ontwijken, raakt een andere, hem tegemoetkomende auto, deze laatste botst tegen een boom. De be stuurder blijkt na maandenlang verblijf in een zie kenhuis ook weer voor zijn levenlang invalide te zijn. Schade 180.000, Twee gevallen, die niemand vreemd zullen voor komen en waarbij het spreekwoord opgeld doet van de kleine oorzaken, welke grote gevolgen heb ben. Toch is het merkwaardig, dat vrij veel mensen voorbijzien aan de mogelijkheid zich tegen deze risico's te verzekeren. Dat dit gevaarlijk kan zijn, is te lezen uit de hierboven geciteerde wetsartike len en de twee gegeven praktijkvoorbeelden. Op de eerste plaats kan niemand met zekerheid zeggen „zoiets overkomt mij niet" maar bovendien is het zo dat men ongewild in een aansprakelijkheidspro cedure kan worden betrokken door daden van an deren: kinderen, echtgenote, „dienstboden". Het is niet doenlijk een overzicht te geven van de inhoud van de bestaande W.A.-particulierpolissen Het lijkt ons echter goed de omvang van de dekking van een polis van één van de vele verzekerings maatschappijen, die zich op dit terrein bewegen, als voorbeeld te nemen omdat daarmee tevens nog eens de nadruk wordt gelegd op de risico's die men kan lopen. 105

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 31