financieel overzicht
verdere opmars van staatsfondsen
De rentedaling maakte in de maand februari ver
dere voortgang. Vóór de verkiezingen voor de
Tweede Kamer hebben de koersen op de staats-
fondsenmarkt zich binnen zeer nauwe grenzen be
wogen en kon de stemming er niet meer dan prijs
houdend worden genoemd, maar nadat prof. Zijlstra
was aangewezen als informateur, nam het vertrou
wen merkbaar toe, hetgeen zich weerspiegelde in
een hervatting van de koersstijging. Dat trad in het
bijzonder aan de dag in het koersverloop van de
7 leningen 1966, welke thans een leidende rol bij
de koersvorming op de staatsfondsenmarkt spelen.
Daarbij valt op te merken, dat de noteringen
van de eerste en van de tweede 7 Staatslening
nu vrijwel dagelijks gelijk zijn geworden of slechts
een kleine fractie afwijken. Bij het afsluiten van de
maand februari was een nieuw hoogtepunt van
104% bereikt, een punt meer dan een maand te
voren. Merkwaardig was overigens dat de koers
stijging een meer geprononceerd karakter droeg,
naarmate het een lening met een hogere rentevoet
betrof. Voor de lager rentende leningen bleef de
verdere koersbeweging over het geheel genomen
nogal beperkt. Het duidelijkste trad dat wel aan de
dag bij de 21/2 Grootboekschuld (Nederlandse
Werkelijke Schuld) waarvan de koers voor de
maand als geheel gerekend nauwelijks veranderde
(zie de koerstabel aan het einde van dit overzicht).
De z.g. Staffellening, de 31/2 Staatslening 1947,
brokkelde zelfs af tot 72% tegen 73 op 31 januari jl.
Interessant is de vergelijking met einde oktober
1966, toen de laagste ultimostand werd bereikt
welke tijdens de periode van hoge rente is voor
gekomen.
Men kan het ook omkeren en vaststellen, dat de
rentestand zich toenmaals op het hoogste punt be
vond. Voor de eerste 7% Stataslening 1966 gold
op 31 oktober jl. een notering van 101%, zodat
sindsdien een koersstijging van 2% punt is ingetre
den. De 6% Staatslening 1966 noteerde op 31
oktober 9613/i6 en op 28 februari jl. 100 9/ió. zodat
hier het verschil reeds belangrijk groter is. Terwijl
de 5% Lening Nederland 1964 II in hetzelfde
tijdsverloop van 8717/32 tot 92% is opgelopen of
wel met 5 punten. Ook voor de lager rentende
soorten is het koersverschil vergeleken met 31 ok
tober aanzienlijk geweest. Zo gold voor de Staffel
lening op laatstgenoemde datum slechts een koers
van 681/2, zodat de stijging niet minder dan ruim
4 punten bedroeg.
In elk geval blijkt uit een en ander, dat de be
leggers op grond van deze koerstijging in de laat
ste maanden de waarde van hun vermogen zagen
toenemen en desgewenst die vermogensaanwinst
ook in klinkende munt hebben kunnen omzetten.
Deze waardevermeerdering is zoals men weet be
lastingvrij. Het zal duidelijk zijn dat, naarmate de
rentedaling verdere voortgang maakt, de koersen op
de obligatiemarkt zullen blijven oplopen en bedoel
de waardevermeerdering nog grotere afmetingen
zal aannemen. Wie derhalve geen haast heeft met
het vrijmaken van gelden kan rustig de verdere ont
wikkeling aanzien.
teleurstellende belastingontvangsten
Bij het afsluiten van de maand was uiteraard het
nieuwe regeringsprogram nog niet bekend, daar
prof. Zijlstra toen nog druk doende was met zijn
kabinets-,,informatie". Wat wel bekend was, dat is,
dat de voor het Rijk bestemde belastingopbrengst
over 1967 volgens de jongste ramingen f 500
600 miljoen achter zal blijven bij de raming, waar
van de vorige minister, dr. A. Vondeling, in septem
ber 1966 is uitgegaan. De noodzakelijkheid van de
belastingverzwaring, waartoe het kabinet Zijlstra
besloot, treedt door een en ander in nog sterkere
mate aan de dag dan oorspronkelijk reeds het ge
val is geweest. Want toen de desbetreffende voor
stelen aan het parlement werden voorgelegd, was
de ongunstiger raming van de begrotingsuitkomsten
voor het lopende jaar nog niet bekend. Zoals men
weet zal de schatkist door de latere invoering van
de progressieverzachting voor de inkomstenbelas
ting nl. per 1 juli a.s., en de met ingang van die da-
100