c spaarresultaten bij de verschillende spaarinstellingen Bedragen x f 1 miljoen Januari Spaarverschil Spaartegoed 31 januari januari Inlagen Terug- betalinge januari februari in van het gemiddelde van de 2 voor gaande jaren bedrag 1967 Raiffeisenbanken Utrecht 266,0 244,5 21,5 25,8 77,3 5.382,0 24,1 Boerenleenbanken Eindhoven 255,6 229,2 26,4 29,0 136,1 3.497,1 15,7 Rijkspostspaarbank 141,1 125,5 15,6 21,6 91,5 4.516,2 20,3 Algemene spaarbanken 458,8 419,2 39,6 69,8 90,5 5.747,0 25,8 Handelsbanken en overige 64,1 220,7 3.145,3 14,1 Totaal 67,2 122,0 22.287,6 100,0 1966 Raiffeisenbanken Utrecht 228,3 203,6 24,7 32,1 71,7 4 860,0 24,1 Boerenleenbanken Eindhoven 187,4 172,0 15,4 18,7 56,9 3.127,4 15,5 Rijkspostspaarbank 114,4 98,6 15,8 29,1 84,3 4.224,9 20,9 Algemene spaarbanken 375,4 330,8 44,6 79,2 99,7 5.158,8 25,6 Handelsbanken en overige 43,7 49,1 177,3 2.803,7 13,9 Totaal 44,2 208,2 96,4 20.174,8 100,0 kanttekeningen bij de cijfers De bedragen op de balans per 1 januari 1967 zijn vermeld inclusief rento. Vergelijking van deze balans met de cijfers per 31 januari laat derhalve zien hoe groot dc normale mutaties in januari zijn geweest. De toevertrouwde middelen namen toe met 8,6 miljoen, vorig jaar met 16,9 miljoen. Weliswaar was er een positief spaarverschil van 21,5 mil joen, maar de creditgelden in rekening-courant ondergingen een vermindering van f 12,9 miljoen. In januari 1966 bedroeg het spaaroverschot f 24,7 miljoen en liepen de creditgelden in rekening-cou rant met 7,8 miljoen terug. In vergelijking met vorig jaar was derhalve het spaaroverschot ge ringer en was de vermindering van de creditgelden in rekening courant groter. De uitzettingen in eigen kring namen toe met 27,2 miljoen, hetgeen 1,6 miljoen meer was dan vorig jaar. De liquide middelen ondergingen een verminde ring van 18,2 miljoen. In januari 1966 was deze vermindering f 9,6 miljoen. Het spaaroverschot in januari lag bij de Utrecht se organisatie op een niveau van 77,3 van het gemiddelde januari-overschot uit de jaren 1966 en 1965. Voor de andere spaarinstellingen lag dit per centage hoger. Volgens de voorlopige cijfers over februari ble ven voor de Utrechtse organisatie, voor de R.P.S. en voor de algemene spaarbanken de spaarresul taten achter bij die van februari 1966. 97

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 23