premiespaarregeling rijksambtenaren
Blijkens het verslag, dat de Spaarraad over 1965
aan de minister van Binnenlandse Zaken heeft uit
gebracht, nam bij benadering 57 van de daar
voor in aanmerking komende ambtenaren aan de
regeling deel. In vergelijking met 1964 betekent dit
een toeneming met ca. 1
Deze geringe toeneming is volgens de Spaar
raad een aanwijzing, dat het stabilisatiepunt onge
veer is bereikt. Men neemt aan, dat dit punt op
ongeveer 60 zal komen te liggen.
Dit percentage ligt lager dan in het algemeen bij
bedrijfsspaarregelingen het geval is. In dit verband
herinnert de Spaarraad eraan, dat in het bedrijfs
leven veelal een aantrekkelijker spaarpremie wordt
toegekend.
Van de deelnemers aan de spaarregeling spaarde
ongeveer 45 op een bijzondere spaarrekening,
terwijl 55 alleen spaarde door middel van pe
riodieke betalingen van levensverzekeringspremies,
hypotheekaflosssingen, studiekosten, enz.
Het aantal deelnemers in procenten van het po
tentiële aantal deelnemers, dat op een bijzondere
spaarrekening spaart, is gestegen van 24,8 in
1962 tot 26,6 'n 1965.
Het aantal deelnemers, dat via een bijzondere
spaarrekening spaart, vertoont in verhouding tot
het potentiële aantal deelnemers per departe
ment relatief grote verschillen, hetgeen uit het hier
navolgende staatje blijkt.
In 1965 kon voor het eerst spaarpremie worden
uitgekeerd aan deelnemers, die een tegoed gedu
rende de vereiste spaartermijn van vier kalender
jaren hadden uitstaan. Dit betreft deelnemers, die
in 1960 een spaarrekening hebben geopend. Aan
40.000 (ruim 80%) van die deelnemers uit 1960 is
oen spaarpremie uitgekeerd, van gemiddeld 44,26.
De regeling is in werking getreden op 1 mei 1960,
de deelnemers konden dat jaar dus ten hoogste
gedurende 8 maanden sparen. Mede op grond hier
van komt de Spaarraad tot de conclusie dat de
spaarprestatie over 1960 hoog kan worden ge
noemd.
Van de overige deelnemers uit 1960 had een deel
reeds eerder spaarpremie ontvangen, zulks in ver
band met opneming voor premiabele doeleinden,
terwijl de rest het tegoed had opgenomen voor
doeleinden, die geen aanspraak op premie geven.
Als gevolg van salarisverhogingen is het aantal
potentiële deelnemers in de salarisgroepen tot en
met 7.200,verminderd. Per saldo is het totale
aantal deelnemers, dat deelneemt door middel van
periodieke betalingen echter gestegen.
De Spaarraad leidt uit deze cijfers af, dat van
een salarisverhoging blijkbaar een stimulans tot het
vormen van vaste spaargewoonten uitgaat.
Voorts blijkt dat de deelnemers in de hogere sa
larisgroepen de voorkeur geven aan deelneming
via periodieke betalingen boven het sparen op een
bijzondere spaarrekening.
Aantal „rekening-spaarders", in procenten van het aantal potentiële deelnemers
Defensie/Marine (militairen)
Onderwijs en Wetenschappen
Verkeer en Waterstaat
Sociale Zaken en Volksgezondheid
Financiën
per salarisgroep
t/m 5001 t/m f 7201 t/m f 12000
5000 f 7200 f 12000 en hoger
3,95
3,42
8,39
20,69
8,73
2,89
2,73
23,88
27,91
18,64
29,51
19,91
26,08
26,40
24,74
13,19
19,02
34,17
31,11
29,06
21,31
31,55
41,83
37,46
39,51