wat ons bezig houdt RENTE-ADVIEZEN De circulaire met de rente- en provisie-adviezen voor 1967 heeft inmiddels een punt van bespreking uitgemaakt op de ringvergaderingen en de be stuursvergaderingen van de aangesloten banken. De aanhoudende kapitaalschaarste en de toene mende drang naar investeringen had in de loop van het tweede halfjaar 1966 een verder optrekken van de rentestand tot gevolg. Dit heeft er toe ge leid. dat voor 1967 een aanpassing van de debet rente noodzakelijk was. Geconstateerd werd, dat meerdere aangesloten banken in onvoldoende mate hun tarieven aan de adviezen van de Centrale Bank hadden aangepast. Mogelijk is deze onvoldoende aanpassing er mede oorzaak van, dat de aanwas aan toevertrouwde middelen in de organisatie in 1966 geheel door de aangesloten banken is uitgezet. De laatste tijd wordt echter een zeer lichte ont spanning op de kapitaalmarkt waargenomen. Het is echter de vraag of deze ontspanning zal door zetten. Veel zal afhangen van wat de nieuw te vor men regering te bieden heeft. Hoewel voorshands beter van „passen op de plaats" gesproken kan worden, hebben de handels banken niettemin gemeend de rente voor de aan hen toevertrouwde deposito's te moeten verhogen, hetgeen zijn uitwerking niet heeft gemist. Nage noeg alle bankinstellingen zijn tot verhoging van de termijndepositorente overgegaan. Het gevolg zal onzes inziens zijn, dat een verlaging van de rente voor aan debiteuren uitgeleende gelden voorshands nog niet zal plaats vinden. Onder deze - wellicht tegenstrijdige - omstandig heden heeft de Centrale Bank dan ook gemeend een nader advies met betrekking tot de rente voor termijngelden te moeten geven en het assortiment aan spaarmogelijkheden daarbij te moeten aanpas sen. De omstandigheden maken het niet mogelijk en wenselijk tot een verdere verhoging van het debet- renteadvies over te gaan. Niettemin kunnen er plaatselijk omstandigheden zijn, die een verdere aanpassing van de spaargeld rente noodzakelijk maken. Aanpassing van de de betrente aan het reeds gegeven advies blijft ook thans dringend gewenst. Met nadruk zij nog eens gesteld, dat indien de plaatselijke omstandigheden geen aanleiding geven tot een verhoging van de spaargeldrente, handhaving van de huidige tarie ven, in het bijzonder voor direct opvraagbaar spaar geld, wenselijk blijft. Het thans geboden assortiment spaarmogelijk heden zal onzes inziens ruimschoots in de bestaan de behoefte voorzien. De toenemende kostenstijging maakt het nood zakelijk, dat ook aan de provisietarieven de nodige aandacht wordt geschonken. ALGEMENE PRE Ml ES PAAR WET De resultaten, welke vanaf 1 mei 1966 met de verkoop van spaarbewijzen ingevolge de Alge mene Premiespaarwet zijn verkregen, worden door meerdere aangesloten banken tot op zekere hoog- teleurstellend geacht. Toch is er voor enig pessi misme nog geen aanleiding. De in het verleden met de andere gepremieerde spaarregelingen opgedane ervaringen hebben ons namelijk geleerd, dat het de nodige tijd vergt, voor een dergelijke regeling in voldoende mate tot het publiek is doorgedrongen. Na een aanlooptijd ble ken de in het kader van deze regelingen bespaar de bedragen toch een bevredigende ontwikkeling J te vertonen. Men denke 'hier slechts aan de Jeugd- spaarwet. j 38

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 4