verscheidenheid van fondsen en kredietvormen In het voorjaar van 1956 verscheen een midden- standskredietbeschikking, die weliswaar geen in grijpende verandering bracht in de bestaande si tuatie, maar waarin de verscheidenheid van garan tiekredietvormen voor de middenstand geordend werd. Grenzen werden nauwkeurig afgebakend en uniforme voorwaarden gesteld. De bijzondere waarborgfondsen (branchegewijs georganiseerd), de (regionale) borgstellingsfond sen en het Algemeen Waarborgfonds voor de Mid denstand bieden hun bemiddeling aan bij een aan tal verschillende garantiekredietvormen. Hierbij stelt het fonds en/of de staat zich garant tegen over de kredietgever. enkele vormen van gegarandeerde middenstandskredieten Aard van het krediet Max. bedrag Tijdsduur Garantie Fonds Staat Algemeen Waarborgfonds: Vestigingskrediet Hypothecair krediet Inrichtingskrediet 50.000 150.000 eventueel meer. 150.000 eventueel 20 jaar na 15 jaar moet 50% zijn afgelost 15 jaar 50% 50% 40% gedurende max. 15 jaar. 100% Regionale borgstellingsfondsen: Borgstellingsfondskrediet f 10.000 10 jaar 100% Bijzonder bedrijfskrediet 10.000 10 jaar 100% Overnamekrediet 10.000 10 jaar 100% Bijzondere waarborgfondsen: Overnamekrediet nader te bepalen. 10 jaar Andere kredieten (aan te vragen bij de N.M.B.) Bijzonder bedrijfskrediet (boven f 10.000) Krediet voor economische samenwerking f 150.000 nader te bepalen. 15 jaar 10 jaar 100% 100% Het is alleen bij deze gegarandeerde kredietvorm dat de raiffeisenbanken als financierende instelling kunnen optreden. 47

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 13