elkaar worden afgestemd. Inmiddels is de voorbe reiding van de harmonisatie van de omzetbelasting het verst gevorderd. In haast alle andere EEG-landen wordt de land bouw normatief aangeslagen, d.w.z. op grond van forfaitaire, schattenderwijs aangenomen opbreng sten, die ieder jaar door overheid en na overleg met het bedrijfsleven, worden vastgesteld. Ernstig zal onder ogen moeten worden gezien of ook de Nederlandse landbouw niet op een dergelijke wijze ten behoeve van de inkomstenbelasting aangesla gen zou moeten worden. Zowel bij het ministerie van Landbouw als bij het Landbouwschap wordt intussen hard gewerkt aan de samenstelling van overzichten van de belastingheffing van de land bouw in de voornaamste andere EEG-landen. werkgelegenheid Het landbouwbedrijfsleven heeft overigens ook nog andere gewichtige fiscale wensen, b.v. inzake investeringen met betrekking tot de landbouwbe drijfsgebouwen. De huidige sterk neergaande ten dens van de werkgelegenheid, speciaal onder do .bouwvakkers", verschaft alle reden om de inves teringsfaciliteiten weer van kracht te doen zijn. Ook in de landbouw is de arbeidsreserve in de loop van 1966 aanmerkelijk toegenomen. In ver band met de toenemende werkloosheid, ook onder do landarbeiders, zal men in de naaste toekomst de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de open stelling van aanvullende werken met speciale aan dacht moeten blijven volgen. agrarische export In de vorige kroniek hebben we gewezen op de grote betekenis van de agrarische export. Met ge rechtvaardigde trots kunnen land- en tuinbouw er weer op wijzen, dat ook in 1966 niet alleen het dichtstbevolkte land ter wereld van de benodigde eerste levensbehoeften kon worden voorzien, doch dat bovendien een belangrijk exportoverschot werd geleverd. Vele landbouwprodukten werden voor de helft of meer in het buitenland afgezet. Van de to tale agrarische produktie, in bewerkte of onbe werkte vorm, werd meer dan 40 uitgevoerd. In de periode die onze nationale economie op het ogenblik doormaakt, is de export van groot belang. Het aandeel van de agrarische produkten van Ne derlandse bodem in deze export is ongeveer 22 In het eerste kwartaal van 1963 werd de betekenis hiervan nogeens voor een ieder duidelijk toen door de mond- en klauwzeerepidemie de export van vee en vlees voor het grootste deel werd stil gelegd en er een inkomstenderving ontstond ten nadele van de handelsbalans van f 200 miljoen. Inmiddels is men erin geslaagd, vooral via de vleesverwer kende industrie, deze teruggang in de vleesexport door een vergrote uitvoer in het tweede halfjaar ten dele te compenseren. De omvang van de ge hele agrarische export in het afgelopen jaar blijft in waarde volgens de nu bekende gegevens onge veer gehandhaafd op hetzelfde niveau als in 1965. mond- en klauwzeer Nu alles in het werk wordt gesteld om onze be talingsbalans te verbeteren, komt de nieuwe bedrei ging met mond- en klauwzeer wel zeer ongelegen. De grenssluitingen in de ons omringende landen veroorzaken niet alleen een bedrijfsschade, maar Kunnen ook het gat in onze betalingsbalans weer met een paar honderd miljoen vergroten. Wij ex porteren jaarlijks nl. voor ruim een miljard aan vee en vlees. De drastische maatregelen om een verdere ver spreiding van de zo gevreesde ziekte te voorko men, zijn dan ook volledig gerechtvaardigd. In de afgelopen maanden is intensief overleg gevoerd over de vraag op welke wijze de bestrijding van mond- en klauwzeer georganiseerd moet worden. Het gekozen systeem, dat gebaseerd is op inen tingen rond de besmette bedrijven, wordt nu over al, waar dit nodig is, toegepast. De gezondheids diensten voor dieren van het Landbouwschap en de veterinaire dienst van de overheid werken goed samen en treden zeer snel op. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat het mond- en klauwzeer ons, via de grens in Overijssel, uit Duitsland heeft bereikt. Daarom is het ook dringend noodzakelijk, dat op dit terrein zo snel mogelijk een nauwe internationale samenwerking en een vol ledig op elkaar afgestemde bestrijdingsmethode tot stand komen. 44

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1967 | | pagina 10