terugblik
Reeds tweemaal zijn in dit blad overdrukken op
genomen uit een oude Raiffeisen-Bode; wij zijn ook
voornemens hiermede door te gaan. Bij het door
nemen van die oude nummers kwamen echter de
volgende gedachten naar voren:
Het jaar 1898 was een belangrijk jaar: De op
richting van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-
Bank, toen nog de Coöperatieve Vereeniging van
Raiffeisenbanken en Landbouwvereenigingen, door
enkele bestaande plaatselijke banken.
Dit jaartal moest eigenlijk een ereplaats krijgen
in de .jaartallenboekjes" waaru't onze jeugd de,
meestal bloedige, geschiedenis van ons land
leert, omdat het veel belangrijker is dan de slag bij
Nieuwpoort of de dood van Hendrik de zoveelste.
Het is niet onze bedoeling in het kort de vol
doende bekende historie te beschrijven van het
georganiseerde landbouwkredietwezen in Neder
land. Wij zouden gaarne andere zaken aan het licht
brengen.
Immers, vóór en sedert 1898 hebben velen, mees
tal met groot idealisme, gewerkt aan de opbouw
en consolidatie, aan het vormen van het niet ten
onrechte grote vertrouwen, aan de goodwill, aan
de dikwijls zegenrijke taak van onze organisatie.
De namen en daden van deze doorzetters zijn
zelden buiten hun eigen kleine kring bekend ge
worden. Soms is in oude notulenboeken iets daar
van terug te vinden. Soms, bij het naslaan van
oude registers, verslagen, rapporten en dergelijke
heeft men het gevoel door een glazen wand te kij
ken naar een historisch schouwspel, Men ziet fi
guren bewegen, men ziet actie, maar men mist het
werkelijke contact, de warmte van een krachtige
handdruk, de hartelijke lach na een goede grap,
het timbre van een verheugde of verontwaardigde
stem.
Wij vergeten in onze jachtige, op het heden ge
richte, tijd snel en gemakkelijk dat alles wat nü is,
het resultaat is van wat anderen opbouwden. Idea
listen grijpen vaak te hoog en dus mis, maar dat
idealisme was er in ieder geval. Er was dikwijls
onenigheid, maar deze was er omdat denkende
mensen, in hun inzichten voor wat nodig was voor
het grote werk" dat men ter hand had genomen,
botsten en niet omdat men in hoofdzaak eigen
voordeel zocht.
Men moest het „vak" al doende leren; legde te
voet, per fiets, met paard en wagen, over dikwijls
ongebaande, onverlichte, modderige wegen grote
afstanden af om zich te oriënteren voordat met
een beslissing nam. Men was tevreden óók zon
der presentiegelden; integendeel, men moest dik
wijls uit eigen zak bijpassen.
Men werkte onder primitieve omstandigheden
aan een bureau of schrijftafel in een hoekje van
de mooie kamer, waar ook wel een brandkast ge
plaatst kon worden. Het gemis aan administratieve
kennis werd vereffend door de daadwerkelijke wil
zich deze kennis eigen te maken; later door de
steun die men ondervond van de Centrale Bank.
Deze omstandigheden zouden in onze tijd tot
de „lachertjes" behoren. Tóen waren ze een deel
van de werkelijke pioniersarbeid. Men wist zich
echter in steeds grotere mate gesteund door het
groeiend vertrouwen, n.et alleen van de geachte
clientèle, maar ook van de plaatselijke autoritei
ten en notabelen en door het besef dat uit goed
zaad een krachtig gewas kan groeien. Tegenwer
king bleef vanzelfsprekend niet uit en dit tegen
werken ging niet altijd op een wijze waarvoor men
30