met een financiering door de eigen bank in een
onafhankelijke positie blijven verkeren. Hierdoor
kunnen zij, wanneer dit in hun bedrijf zou pas
sen, op elk gewenst moment weer uit een be
paalde vorm van verticale integratie stappen, iets
wat met een binding door middel van leveran
cierskrediet onmogelijk zou zijn. Een matig ge
bruik van leverancierskrediet behoeft helemaal
'niet schadelijk te zijn, maar wanneer men zijn
voederschulden, of schulden uit hoofde van an
dere leveranties, laat oplopen om liquiditeitste
korten op te vangen, dan komt men in een ge
vaarlijke, afhankelijke positie. Hoe ver men reeds
in deze richting is gegaan, blijkt uit de cijfers over
1963 die ons vertellen dat toen op de pachtbe
drijven 59% en op de eigenaarsbedrijven 54%
van het korte krediet onder het hoofd leveran
cierskrediet viel.
de uitzettingen
Ook bij de uitzettingen valt een sterke groei
waar te nemen. De volgende cijfers kunnen dit il
lustreren: In de jaren 19521958 werd gemiddeld
per jaar 48 miljoen als voorschot verstrekt aan
7.000 personen of instellingen met een gemiddeld
bedrag van f 7.000,per post. In de volgende
zeven jaar was dit per jaar 178 miljoen, ver
deeld over 13.000 posten met een gemiddeld be
drag van 14.000,per post. Deze stijging heeft
zich vooral de laatste vier jaar gemanifesteerd.
Per 30 juni 1966 stond bij de agrarische voor
schot- en kredietverlening een bedrag van
1.956.000.000,— uit.
Deze gegevens overziende kwam dr. Verhage
tot de slotsom, dat vooral ook door de nieuwe
kredietvormen onze banken in staat zijn geweest
de dynamische ontwikkeling in de agrarische be
drijfstak te financieren, althans wat betreft het
leenkapitaal. Overigens mag men de rol van het
Borgstellingsfonds voor de Landbouw hierbij niet
vergeten; zonder dit fonds was dit alles niet goed
mogelijk geweest.
de toekomst: grotere aandacht voor de finan
cieringsstructuur.
In de toekomst zal de structuuraanpassing be
langrijker worden. Dit zal steeds hogere eisen
aan de kredietverlening stellen, waardoor alle
aandacht moet worden gegeven aan de middelen
voorziening van de landbouwkredietinstellingen.
De moderne kredietvormen geven vele moge
lijkheden om aan de toenemende kredietbehoef
te te voldoen, daarbij moet dan ook sterk gelet
worden op de aard van de bedrijfsfinanciering,
die gezond moet zijn. Er zijn in het verleden wel
veel bespiegelingen geweest over de te verwach
ten financieringsbehoeften, maar er is weinig aan
dacht geschonken aan de vraag hoe d:e behoeften
in kwalitatieve zin moeten worden gedekt.
Nu de familiefinanciering een afnemende rol
speelt en veel meer gebruik gemaakt gaat wor
den van geleend, niet-risicodragend vermogen,
vormen de rente- en aflossingsverplichtingen vas
te lasten, die op het bedrijf drukken en het onder-
nemersrisioo verzwaren. Ook wanneer het Borg
stellingsfonds garanties verleent, zijn de verstrek
te voorschotten en kredieten nog geen risicodra
gend vermogen.
Het in het leven roepen van een grondkapitaal-
bank, die permanent grondkrediet beschikbaar
zou moeten stellen, kan de problematiek niet vol
doende oplossen, omdat men er een grondprijs-
opdrijvend effect van kan verwachten.
Daarbij komt, dat de banken niet zonder meer
mee zouden kunnen doen in een dergelijk finan
cieringsinstituut, omdat hun middelen voor het
overgrote deel uit direct-opvraagbare spaargelden
bestaan en de kredietruimte van de banken, door
dat niet wordt afgelost, steeds beperkter zou gaan
worden. Om risicodragend vermogen in het be
drijf van de jonge ondernemer te houden, kan men
denken aan een bedrijfsoverdracht via een maat
schap tussen vader en zoon, waarbij dan bepa
lingen zullen moeten worden gemaakt, waardoor
het familievermogen na het overlijden van de va
der niet in korte tijd u t het bedrijf kan worden
teruggetrokken.
Een goede rentabiliteit van het agrarische be
drijf kan natuurlijk ook veel doen, omdat daardoor
het eigen vermogen kan stijgen. In de toekomst
zal dit vraagstuk meer aandacht moeten krijgen
volgens dr. Verhage.
De problemen liggen voor de verschillende sec-