Per einde september was de omvang van de goud- en deviezenreserves van de Nederlandsche Bank opmerkelijkerwijze nauwelijks veranderd ten opzichte van einde 1965. Er is nl. in de eerste negen maanden slechts een te verwaarlozen daling van 8700 tot 8676 miljoen ingetreden. De verminde ring van de nationale deviezenreserves is derhalve geheel ten laste van het buitenlandse actief der particuliere handelsbanken gekomen. Overigens blijkt dat de overschrijding van het geoorloofde kredietplafond door de banken de laatste maanden van betrekkelijk beperkte omvang is geweest, waartoe zowel de hoge rentestand als de conjunctuurvertraging hebben bijgedragen. Voor de maandelijkse periode van 15 december t/m 14 januari moet slechts een bedrag van 76 miljoen door de gezamenlijke banken bij de circulatiebank worden aangehouden in de vorm van renteloze (straf-)deposito's tegen 75 miljoen voor de vorige periode en 40 miljoen voor de periode half okto ber/half november. bankpositie bleef krap Hoe krap de positie van het bankwezen echter nog altijd is, leren ons de weekstaten van de Ne derlandsche Bank. De weekstaat per 7 november gaf voor het tegoed van de banken bij de Neder landsche Bank een saldo van slechts 16 miljoen te zien, waartegenover het Rijk toen over een te goed van 1018 miljoen bij de circulatiebank be schikte, dat in de daaropvolgende week een hoog ste stand van f 1079 miljoen bereikte, terwijl het tegoed van de banken op 14 november nog slechts 21 miljoen beliep. Een verdere aanwijzing voor de geldkrapte bij het bankwezen vormde het hoge niveau der in re kening-courant opgenomen voorschotten bij de Ne derlandsche Bank ad 414 miljoen per 31 oktober tegen slechts 21 miljoen op 26 september en 185 miljoen op 3 oktober jl. Gelukkig kon zodanig op die voorschotten worden afgelost dat de schuld uit dezen hoofde op 28 november nog slechts 39 miljoen beliep, terwijl het tegoed van de banken op die datum tot 104 miljoen was gekomen. Daaren tegen was dat van het Rijk einde november tot 373 miljoen geslonken. Het zal duidelijk zijn dat de belastingbetalingen bij de geschetste ontwikkeling een zeer grote rol hebben gespeeld; die betalingen brachten trouwens begin december weer verlichting; op 5 december was het tegoed van het Rijk reeds weer tot 527 miljoen gestegen. Opmerkelijk is dat de circulatie aan schatkist papier met een kleine honderd miljoen tot 4065 miljoen per 28 november is toegenomen, waarmee de daling van de voorafgaande maand weer is in gehaald. Einde november had intussen de bank- biljettenomloop weer de acht miljard overschreden-, deze beliep nl. 8015 miljoen, dat is een klein half miljard meer dan een jaar tevoren, staatsfondsen prijshoudend Wat tenslotte het verloop op de kapitaalmarkt aangaat, is er in november niet veel wijziging in de toestand gekomen. De stemming bleef daar min of meer prijshoudend, waarbij de koersen van de staatsfondsen over het geheel genomen geen noemenswaardige veranderingen te zien gaven. De 7 Staatslening 1966 noteerde zelfs onveranderd 101%. Alleen de Grootboekschuld noteerde ca. 1 '/2 a 2 punten beneden het niveau van einde oktober. Het nieuwe emissiesucces van de Bank voor Ne derlandsche Gemeenten met haar 7 lening groot 150 miljoen, die a 99 werd uitgegeven, werd in zoverre gunstig opgenomen, dat hierdoor een ruim opnemingsvermogen van onze leningmarkt op het geldende rentepeil werd aangetoond. Dat deson danks geen krachtige stijging van het koersniveau der staatsfondsen kon intreden, vindt zijn verkla ring in de verwachting van verdere emissies (waar onder van de Nederlandse Staat). 386

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 32