financieel overzicht
financiële beleid in nieuwe banen
De belangrijkste gebeurtenis van de afgelopen
maand is ongetwijfeld ook voor de geld- en kapi
taalmarkt geweest de totstandkoming van de
nieuwe regering onder het minister-presidentschap
van prof. dr. Zijlstra. Hierdoor is immers enerzijds
een einde gemaakt aan de onzekerheid ten aanzien
van het financiële beleid dat in de naaste toekomst
zal worden gevoerd, terwijl, wat nog veel belang
rijker is, het vertrouwen ten aanzien van oen meer
evenwichtige financiering der staatshuishouding is
hersteld. Dat evenwicht zal, zoals in het regerings
program uitvoerig is uiteengezet, moeten worden
bereikt door een matiging van de bestedingen en
van de loonsverhogingen aan de ene kant en een
tijdelijke verzwaring van de belastingdruk ander
zijds. Alleen op deze wijze kan worden bereikt dat
het tekort op de lopende rekening van de betalings
balans weer geleidelijk verdwijnt en vervolgens in
een overschot wordt omgezet.
Om dit doel te bereiken, zullen de loonsverho
gingen voor het nieuwe jaar beperkt moeten wor
den, teneinde onze industrie in staat te stellen een
sterke concurrentiepositie tegenover het buitenland
te behouden, maar ook om te voorkomen, dat de
positie van de zwakkere ondernemingen nog zo
danig zou achteruitgaan, dat de werkloosheid be
langrijk in omvang zou toenemen. Het tweede be
langrijke instrument dat zal worden gehanteerd om
gezondere verhoudingen in het leven te roepen is,
zoals men weet, van fiscale aard. De tweede etappe
van de progressieverzachting der inkomstenbelas
ting zal nu tot uiterlijk 1 juli 1967 worden uitgesteld,
terwijl tevens de verhoging van de omzetbelasting
met 20 opcenten, welke oorspronkelijk 1 januari
1968 zou ingaan, zal worden vervroegd tot 1 juli
a.s., of zoveel later, als t.z.t. mogelijk blijkt. Op
jaarbasis worden aldus extra baten van 730 mil
joen verkregen, waarvan dan 510 miljoen in 1967
de budgettaire middelen zullen versterken.
gevolgen voor de kapitaalmarkt
Het belang van die belastingmaatregelen schuilt
voor de ontwikkeling op de kapitaalmarkt o.a.
daarin, dat grotere ruimte zal worden verkregen
voor de investeringen van de gemeenten, waardoor
aan haar inflatoire financiering een einde zal kun
nen komen en van deze zijde een geringer beroep
op de leningmarkt zal behoeven te worden gedaan
dan anders het geval zou zijn geweest. Of de cen
trale overheid er in zal kunnen slagen zich het vol
gende jaar geheel van een beroep op de kapitaal
markt te onthouden staat nog niet vast, maar wel
ligt het uiteraard in het voornemen, dat de kapitaal
markt zoveel mogelijk door het Rijk zal worden
ontzien.
Het behoeft geen betoog dat de verlichting die
daardoor voor de kapitaalmarkt zou ontstaan, een
daling van de rentestand in de hand zou kunnen
werken. Of ook het afremmen van de bestedingen
door het bedrijfsleven daartoe een bijdrage zal
kunnen leveren, zal moeten worden afgewacht. In
dien overeenkomstig de ramingen van het Centraal
Plan Bureau de investeringen door de vertraging
van de economische groei zouden verminderen,
zou er voor zulk een verwachting inderdaad goede
grond kunnen bestaan. Maar het is zeer wel moge
lijk, dat de noodzakelijkheid tot verdere rationali-
383