heden (1966—1967)
Indien men de verwachte cijfers voor 1966 en
1967 in de beschouwing betrekt dan blijven alle
bovenstaande conclusies van kracht. De tabel wordt
met twee cijferreeksen uitgebreid, die elk een
voortzetting van de tendens vertonen:
(vervolg tabel)
Periode
Nationale
spaarquote
1955/1960
1956/1961
1957/1962
1958/1963
1959/1964
1960/1965
1961/1936
1962/1967
(5)
4.0
4,2
4,6
4,9
5.1
4,9
4.8
4.9
(1-5)
19.8
19.9
20,2
20,0
20.0
19,7
19.1
18,9
Hoe staat het nu met de verwachtingen voor
1966 en 1937? Voor 1966 heeft het Centraal Plan
Bureau de nationale besparingen geschat op
19,4 van het nationale inkomen. Voor 1967 be
staat er een prognose van 19,9
Zowel voor 1966 als voor 1967 wordt vei wacht,
dat de overheid 5,8 van het nationale inkomen
zal sparen. Voor de particulieren blijft er dus
13,6% respectievelijk 14,1 over.
Voor ons van directer belang is do verwachte
samenstelling van de particuliere besparingen en
in het bijzonder de geschatte besparingen via de
traditionele spaarbanken. Voor 1966 en 1967 neemt
het Centraal Plan Bureau aan, dat de spaarbank
besparingen 2,6 van het nationale inkomen zul
len bedragen. Bij een nationaal inkomen van 69,9
miljard in 1966 en 75,8 miljard in 1967 dus circa
1.800 miljoen respectievelijk f 2.000 miljoen.
Wat 1966 betreft kan deze schatting wel eens
niet uitkomen. Hoewel bovenstaande bedragen be
trekking hebben op de mutatie in het gezamenlijk
spaartegoed der traditionele spaarinstituten, is ge
durende de eerste tien maanden van dit jaar slechts
een inlegoverschot van 923,5 miljoen bereikt.
De juistheid van de prognose voor 1967 zou ove
rigens betekenen, dat, op grond van ons gemiddeld
aandeel in de mutatie in het gezamenlijk spaarte
goed over de laatste vier jaar (29 het inleg
overschot plus rente voor onze organisatie in 1967
circa 580 miljoen zou bedragen.
toekomst (1970)
De vooruitzichten voor het jaar 1970 acht het
Centraal Plan Bureau niet ongunstig. De nationale
besparingen worden op een voor ons land zeer
hoog niveau geschat, namelijk op 22,6 van het
nationale inkomen (1970: 91,5 miljard). Deze
prognose berust overigens op verschillende ver
onderstellingen. Eén daarvan is, dat de belas
tingdruk zou stijgen van 25,9 nu, tot 26,7 van
het nationale inkomen in 1970. Er zullen dus meer
besparingen door de overheid worden „afgedwon
gen", hetgeen ook wel overeenkomt met het rela
tief hoge percentage van de overheidsbesparingen
voor dat jaar, namelijk 7,1 Voor de bedrijven
en gezinnen tezamen resteert dan nog 15,5
Men verwacht, dat de particuliere consumptie maar
matig zal stijgen, terwijl ook de prijsstijging gedu
rende de periode 1965-1970 geringer zou zijn dan
in de jaren 1960-1965.
Of het wenselijk zal zijn de particuliere bespa
ringen inderdaad op deze hoogte te krijgen met
behoud van een werknemersaandeel in het natio
nale inkomen van circa 75 zal moeten worden
afgewacht. Enige reserve met betrekking tot deze
veronderstellingen en verwachtingen is wel op zijn
plaats.
378