afscheidsrede ir. j. s. keijser
In zijn antwoord op de sprekers die tijdens de huldigingsbijcenkomst het woord voerden, zei de heer
Keijser ongeveer het volgende:
Het Bestuur heeft mijn afscheid willen omlijsten met een grote bijeenkomst van afgevaardigden van de
banken en van vele genodigden in deze rijk versierde jaarbeurshal. Dit afscheid is daardoor geplaatst
in een opgewekte sfeer. Ik ben het daarmede van harte eens. Weliswaar roept deze gebeurtenis bij mij
gemengde gevoelens op, maar de positieve zijde overheerst ruimschoots.
Ten aanzien van de woorden van de voorzitter van het Bestuur zou ik willen opmerken, dat aan buiten
staanders het besturen van een coöperatie een omslachtige zaak lijkt en dat men zich wel eens afvraagt
wat nu eigenlijk de positie van een directeur daarin betekent, aangezien het bestuur de verantwoordelijk
heid draagt volgens de wet.
Het is goed er op te wijzen, dat in een coöperatie regels gelden voor het afleggen van verantwoording
over het gevoerde beleid in ruime kring en dat het overleg over de beleidslijnen, over de aangelegenheden
van organisatorisch belang, volgens welomschreven regels gevoerd wordt. Men moet dit niet beschouwen
als omslachtigheid, die de slagvaardigheid zou kunnen schaden. Indien de spelregels goed worden toe
gepast, voeren zij tot een zorgvuldigheid in de voorbereiding en do uitvoering van het beleid, die ook on
dernemingen met een andere rechtsvorm bezwaarlijk kunnen ontberen.
Het bestuur is rechtstreeks verantwoordelijk tegenover de organen der vereniging. De directie heeft
een afgeleide verantwoordelijkheid. Zij dient er bij de vervulling van haar taak bij voortduring rekening
mede te houden, dat het bestuur het doen en laten van de directie tot haar eigen verantwoordelijkheid
moet kunnen maken en dat dit moet passen in de beleidslijnen, zoals deze door het bestuur zijn getrok
ken, uit de aard der zaak niet zonder inspraak van de directie. Als het bestuur van een coöperatie zijn
taak zodanig opvat dat in het samenspel het initiatief en de fantasie van de directeuren tot gelding
komen, zijn de voorwaarden geschapen die een goed bestuur mogelijk maken.
Ik verheug mij er over te mogen zoggen, dat bij de Centrale Bank de verhoudingen tussen het Be
stuur, de Raad van Toezicht en de directeuren aan laatstgenoemden de armslag geven om hun inspan
ningen tot hun recht te laten komen.
In antwoord op de waarderende woorden van de heer Verhage wil ik derhalve gaarne getuigen van
mijn grote dank voor de opvattingen van de hoogste colleges van onze organisatie jegens de directie.
Ten aanzien van hetgeen de heer Manschot als collega en namens de directie heeft gezegd, wil ik ver
klaren zeer dankbaar te zijn voor de harmonie, die wij gezamenlijk als directie hebben weten op te bren
gen en die een eerste voorwaarde is om ons werk tot positief resultaat te doen voeren.
Voor de geschenken, die u beiden mij heeft aangeboden, dank ik u ten zeerste. Zij zijn voor mij een
bijzondere herinnering aan onze gezamenlijke inspanning.
De heer Geertsma, die gesproken heeft namens de banken, geef ik de verzekering van de grote voldoe-
369