dienstverlening, die door de plaatselijke banken wordt gegeven. In het bankwezen in de gehele wereld is te dezen aanzien een snelle ontwikkeling gaande en het is van groot belang dat wij niet achter blijven. Uiteraard dient deze ontwikke ling van het dienstbetoon aangepast te worden aan het karakter van onze plaatselijke banken, dat ook weer uiteenlopend is. Op een aantal vragen, dat zich hier opwerpt, is in het rapport door de commissie een antwoord gegeven. Een goed en op uitbreiding van dienst verlening gericht personeelsbeleid is daarbij on ontbeerlijk. Ook hier worden door de commissie wenken gegeven, die voor een toekomstige ontwikkeling van betekenis worden geacht. De eenheid in onze organisatie kan daarbij, in het op treden naar buiten, versterkt worden wanneer de naam „Raiffeisenbank" algemeen wordt gebruikt. Voorts wordt het om dezelfde reden van betekenis geacht om de vroegere kassier algemeen de titel van directeur te geven. Aan het werk en de verantwoordelijkheid van besturen, raden van toezicht en directeuren van de plaatselijke banken, wordt ook een beschouwing gewijd. De commissie is hier tot een aantal raad gevingen gekomen. De besturen en raden van toe zicht kunnen, rekening houdend met de eisen van een goede controle, ten aanzien van het uitvoe rende werk veel aan de directeuren delegeren. Het vraagstuk van samenwerking, overleg en communicatie is in elke grote organisatie van grote betekenis. Onvoldoende contact en overleg kan in elke grote organisatie moeilijkheden veroorzaken. Het zo mogelijk versterken van overleg en contact, zowel in het bestuurlijke als in het uitvoerende vlak, is door de commissie met veel zorg bezien. Hierbij is de huidige organisatie als uitgangspunt genomen. De commissie is daarbij tot de conclusie gekomen dat de structuur van onze organisatie in het algemeen nog past, ook voor belangrijke toe komstige taken. Wel is aandacht gegeven aan het versterken van de communicatie, ook in ringver- band, en zijn enkele aanbevelingen gedaan om door een wat gewijzigde werkwijze de contacten tussen het Bestuur van de Centrale Bank, de Cen trale Ringvergadering en de ringen nog meer een weerslag te doen geven van wat in de organisatie leeft. Dit rapport zal echter, vooral door de behande ling van een groot aantal detailpunten naast de be spreking van vragen van meer principiële aard, aanleiding zijn tot verdere gedachtenwisseling bin nen de organisatie. De commissie zou dit juist achten omdat dit kan leiden tot toepassing van de door haar geopperde denkbeelden, aangepast aan de behoeften van iedere plaatselijke bank en aan de omstandigheden waaronder elke plaatselijke bank werkt. De commissie zou daarom ook aan het Bestuur van de Centrale Bank een aanbeveling willen doen, namelijk de mogelijkheid te scheppen haar rapport binnen de organisatie aan een diepgaande bespre king te onderwerpen. Van harte hoopt de commissie dat nog te nemen 323

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 25