aanbieding rapport
structuurcommissie
Op 21 oktober 1966 sloot de Structuurcommis
sie op plechtige wijze haar werk af met het aan
bieden van haar rapport aan het Bestuur van de
Centrale Bank.
De voorzitter van de commissie, dr. A. J. Verhage,
gaf bij deze gelegenheid een overzicht van het ver
loop van de werkzaamheden en stipte enkele hoofd
punten uit het rapport aan.
Uit zijn rede citeren wij het volgende:
In deze laatste bijeenkomst van deze commissie
is het mij dan ook een behoefte om allen, die aan
het werk hebben deelgenomen, en in de eerste
plaats de leden van de commissie, van harte te
danken voor de niet alleen grondige, maar ook
uiterst prettige wijze waarop zij ertoe hebben me
degewerkt dat vandaag het resultaat van dit werk,
het rapport over de Ontwikkeling en Structuur van
de Raiffeisenorganisatie 1966, aan het Bestuur van
de Centrale Bank kan worden aangeboden De
commissie zou dit rapport gaarne de korte naam
,,Rapport-1966" geven, omdat het min of meer een'
momentopname is. Het is niet onmogelijk te achten,
dat na verloop van jaren een vervolg van deze
studie noodzakelijk wordt geacht.
Ten aanzien van de kredietverlening werden
vraagstukken zowel van de agrarische als van de
niet-agrarische kredietverlening bekeken. Een con
clusie was dat de kredietverlening aan het agra
rische bedrijfsleven ook in de toekomst de volle
aandacht van de organisatie moet blijven houden.
De niet-agrarische kredietverlening heeft daar
naast een belangrijke omvang aangenomen, wat
door de ontwikkeling in ons land wordt verklaard.
De commissie heeft daarbij zeer bewust de vraag
opgeworpen of de uitbreiding van het werkterrein
tot de niet-agrarische kring voldoende te motiveren
is.
Hier is, op grond van een ook op de historie ge
baseerde argumentatie, de conclusie getrokken dat
een ruime openstelling van de plaatselijke banken
zowel naar de zijde van de middelenvoorziening
als naar die van de kredietverlening door de ont
wikkeling van onze organisatie en van onze volks
huishouding gemotiveerd wordt. De commissie is
tot de overtuiging gekomen dat deze uitbreiding
van het werkterrein ook overeenkomt met het doel
dat de grondlegger van het Raiffeisensysteem in
principe voor ogen stond, nl. een financiële en eco
nomische krachtontplooiing binnen de plaatselijke
gemeenschappen door middel van onderlinge sa
menwerking.
In deze hele gedachte is de werkwijze van de
organisatie door de commissie bezien. Een enkele
aanbeveling, zoals het oprichten van de Raiffeisen-
hypotheekbank, is reeds verwerkelijkt. Het zou te
ver voeren om bij de aanbieding van dit rapport
in bijzonderheden op de conclusies en de aanbe
velingen van de commissie in te gaan. Deze aan
bevelingen betreffen vraagstukken, verband hou
dende met de kredietverlening en de verkrijging
van de toevertrouwde middelen. Het uitzettingsbe
leid van de plaatselijke banken is aan een beschou
wing onderworpen. Met deze vraagstukken is ver
bonden het beleid, dat gevoerd dient te worden om
de hele organisatie tot nog verdere ontwikkeling te
brengen. Dit hangt uiteraard weer samen met de
322