zijn een tegenwicht tegen het onbehagen dat in onze samenleving aan de dag komt en dat ten dele voortkomt uit het niet kennen, doorzien van de huidige maatschappij, uit het niet begrijpen van de ingewikkeldheden, uit het niet kennen van de machten, die in het geding zijn. Dat geeft onze banken goede mogelijkheden. Het schept ook grote verantwoordelijkheden. plannen, eensgezindheid, verantwoordelijkheid Het rapport „landelijk structuuronderzoek" be vestigt dat het beeld, hetwelk onze banken bieden tussen de andere banken, gunstig is. Ik zal niet proberen te analyseren hoe onze ban ken zich in de tegenwoordige en toekomstige maatschappelijke structuur dienen op te stellen. Het rapport van de structuurcommissie zal eerlang klaar zijn. Het is een eerlijke poging om vast te stellen wat ons te doen staat. Ik vertrouw dat wij cr wat aan zullen hebben om voor de komende jaren de richting te bepalen. Men moet zich van tijd tot tijd daarop bezinnen en dit vastleggen voor het nageslacht. Er is nu, en dat is toch wel uitermate belangrijk, voor het eerst in onze geschiedenis een zekere mate van longtermplanning mogelijk. Dat is voor ons nog altijd een mogelijkheid van bescheiden allure. Wij zijn nog niet zover als b.v. de grote chemische concerns die, zo stel ik mij dat althans voor, een berekening maken van de kunst- mestbehoeften voor een periode van 25 jaar en die daarop een investeringsprogramma baseren, dat zij ook werkelijk uitvoeren, zonder zich er veel over te bekommeren of op het moment de produk- tie rendabel is of niet. Dat zijn programma's van honderden miljoenen per jaar. Daar gaat het bij ons niet om. Wij mogen rekening houden met een zekere groei van spaargelden, kredieten en voorschotten, dagboekposten, assurantiebemiddeling, effecten transacties, deviezen enzovoort. Daarmede in overeenstemming gaan we na wat te doen valt op het gebied van de huisvesting, de administratie, de personeelszorg, de publiciteit, de voorlichting, de opleiding. Van de Centrale Bank wordt verwacht dat zij de nodige deskundigheid levert en meehelpt bij het zoeken van de richting en het bepalen van het tempo van de ontwikkeling van diensten en inrichting. De Centrale Bank doet dat naar beste kunnen en weten. Zij moet zich bewegen op een terrein, dat nog maar weinig ontgonnen is. Er moet nog veel ervaring worden opgedaan. Uw hulp en mede werking, die wij ruimschoots mogen ervaren, is daarbij onontbeerlijk. Ik heb beloofd te zullen spreken over de ontwik keling van onze banken en niet in het bijzonder over uw positie als directeur of kassier. Daarover zou ik vandaag liever geen wijsheden trachten te verkondigen. U kunt er zich van overtuigd houden, dat bij de Centrale Bank uw werk en uw verant woordelijkheid alle aandacht heeft. Ik ben ervan overtuigd, dat ook het omgekeerde het geval is. Wij laten ons over en weer niet van de wijs brengen door de vele kleinere en soms grotere wrijvingen, die er noodzakelijkerwijze op het aanrakingsvlak Centrale Bank aangesloten banken optreden en die temperatuurstijgingen met zich meebrengen. Ik meen dat wij met elkaar, or ganisatorisch en ook menselijk, een verbazing wekkende eenheid zijn. Dat kan niet alleen afhangen van onze goede wil, want die is daarvoor maar nauwelijks sterk en stabiel genoeg. Zij wordt in hoge mate gesteund door een goed zakelijk inzicht in het belang van onze samenwerking, die het mogelijk maakt dat ook in deze tijd van schaalvergroting, automatisering en wat niet al de plaatselijke bestuurscolleges met hun staf een grote eigen verantwoordelijkheid op zich kunnen nemen en dat de ontwikkelingskansen opgespaard en benut worden. Het inzicht in het nut van onze samenwerking moet gefundeerd zijn en onderhouden worden door een goede kennis van onze positie in het maat schappelijk bestel van ons land. Met deze inleiding heb ik daartoe een bijdrage willen leveren. Ik ben u dankbaar dat u mij daartoe op deze vergadering, die de laatste is welke ik in mijn loopbaan bij de Centrale Bank kan bijwonen, in staat heb gesteld. Zonder vooruit te lopen op mijn aanstaand af scheid, meen ik toch te mogen zeggen, dat ik zeer 315

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 17