nieuw emissiesucces voor de B.N.G. Juist vóór het afsluiten van de maand werd de emissie van de tweede 7 lening der Bank voor Nederlandsche Gemeenten aangekondigd, waarop men op 7 oktober heeft kunnen inschrijven. De le- ningvoorwaarden waren nagenoeg gelijk aan die der eerste 7 lening. Alleen de emissiekoers was een half punt hoger gesteld, nl. op pari, in over eenstemming met de vastere stemming die zich in tussen op de obligatiemarkt heeft ontwikkeld. Het welslagen van deze leningoperatie werd ook in dit geval bij voorbaat verzekerd geacht, gezien het feit, dat de eerste 7 lening der B.N.G. nog ca. 3/4 punt boven pari noteerde ten tijde van de inschrijving. Terwijl het minimum leningbedrag op f 150 miljoen was bepaald bij een maximum van 200 miljoen, bestond er zulk een belangstelling, dat het maximumbedrag moest worden toegewezen. Een bewijs te meer voor de aantrekkingskracht die thans van dergelijke 7 leningen uitgaat. De be trekkelijkheid van de kapitaalschaarste werd hier door weer eens in het licht gesteld, al spreekt het vanzelf, dat de onbevredigende ontwikkeling in dit jaar op de aandelenmarkt ten zeerste aan de le- ningmarkt ten goede komt. positie van de schatkist Terwijl de storting op de staatslening op 1 sep tember plaatsvond, heeft dat niet veel zoden aan de dijk gezet. Ondanks de zware belastingbeta lingen die de schatkist verruimden, zodat het te goed, waarover het Rijk bij de Nederlandsche 3ank beschikte, op 12 september tot f 679 miljoen was gestegen, tegen f 185 miljoen aan het einde van augustus, liep dat tegoed weer tot 103 mil joen terug op 26 september, waarna wederom, dank zij belastingstortingen, daaraan ruim 200 miljoen in de eerste week van oktober kon worden toege voegd. Merkwaardig is voor deze tijd van het jaar dat de omvang van het uitstaande schatkistpapier in sep tember met ruim (netto) 100 miljoen is toegeno men, daar de belastingbetalingen voor rekening van het bedrijfsleven de laatste jaren immers bij voorkeur in de vorm van kortlopend schatkistpa pier geschiedden en zulks door het Rijk wordt be vorderd, teneinde verstorende draineringen van de geldmarkt door die grote belastingbetalingen te voorkomen. Dat zulks dit jaar niet of nauwelijks het geval blijkt te zijn, zal men wel in verband met de schaarste die op geld- en kapitaalmarkt heerst, moeten zien. de banken nog krap Het bankwezen heeft in zoverre enige verlich ting ondervonden, dat het z.g. „strafdeposito" het welk tegenover de overschrijding van het toege stane kredietplafond bij de circulatiebank moet worden aangehouden, de laatste maanden is ver laagd. Uiteraard moet zulks ook te danken zijn aan het feit, dat het bankwezen als geheel de vastge stelde kredietnorm strenger in acht heeft genomen. De verplichte dekking werd voor genoemde periode tot 91 miljoen verlaagd, tegen 148 miljoen voor de voorafgaande maand-periode en nog 212 mil joen voor de periode juli/augustus. Dat het bankwezen echter krap bij kas blijft, valt af te leiden uit het feit dat het beschikbare tegoed bij de Nederlandsche Bank op 5 oktober slechts 52 miljoen beliep, wat dus slechts weinig meer was dan de 31 miljoen van 5 september, welk laatste bedrag echter door de voorafgegane stor ting op de staatslening was beïnvloed. Op 5 okto ber waren de voorschotten in rekening-courant bij de Nederlandsche Bank opgenomen, echter ook reeds weer tot 185 miljoen gestegen, nadat ze op 26 september tot het zeer lage niveau van slechts 21 miljoen waren ingekrompen. monetaire reserves verminderd Met betrekking tot de positie van het bankwezen verdient het voorts ook de aandacht, dat het netto buitenlandse actief van de handelsbanken sedert einde 1965 van f 1.009 tot 375 miljoen is terug gelopen en de totale monetaire reserves van ons land voor die periode een vermindering te zien geven van 9.709 tot f 9.128 miljoen. Hierin weer spiegelt zich tot op zekere hoogte de overbeste- ding, welke dit jaar in ons land heeft plaats gehad 294

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 28