kan voordoen, dat het Rijk in 1967 meer kapitaal
marktmiddelen aantrekt teneinde een ongedekt te
kort over 1966 alsnog geheel of gedeeltelijk lang
lopend te financieren.
Voorshands wijzen de tekenen in de richting van
enige verruiming van de kapitaalmarkt, welke ont
wikkeling verder versterkt zal worden indien een
overschot op de betalingsbalans bereikt kan wor
den.
kapitaalschaarste vergroot spanning
Sprekend over de Nederlandse economie, wordt
gesteld dat deze zich reeds enkele jaren kenmerkt
door een bevredigende groei, maar dat het hand
haven van het economisch evenwicht de laatste
vijf jaren grote zorg baart. Aanhoudende spannin
gen op de arbeidsmarkt hebben de stijging der in
komens doen uitgaan boven die van de produkti-
viteit. Bij de opwaartse druk op lonen en prijzen
voegt zich thans de grote spanning op de kapitaal
markt. Het sterk opgevoerde woningbouwprogram
ma, de schoksgewijze optredende investeringen
(exploitatie van aardgas), de relatief sterke groei
van kapitaalintensieve bedrijfstakken en het steeds
kapitaalintensiever worden van andere bedrijfstak
ken zijn factoren, die tot een toenemende krapte
op de kapitaalmarkt hebben bijgedragen.
particuliere besparingen
Eveneens van invloed is de ontwikkeling van de
besparingen. Zo blijkt de nationale spaarquote,
dat is de verhouding tussen nationale besparingen
en nationaal inkomen, gedurende de jaren 1963/65
met 18,5% aanzienlijk beneden het gemiddelde
van de jaren 1959/61 (21,5%) gelegen te hebben
en ten opzichte van de periode 1954/56 (18,4%)
nauwelijks veranderd te zijn.
Opnieuw wordt gememoreerd, dat een hoog peil
van besparingen van primair belang is voor de
volkshuishouding. Een juiste verhouding tussen
sparen en investeren is van grote betekenis voor
een evenwichtige ontwikkeling op langere termijn.
Een verhoging van de besparingen om de nood
zakelijke groei der investeringen te kunnen bij
houden, moet echter niet alleen uit de overheids
sector komen. De overheid verwacht een grotere
bijdrage van particuliere besparingen, niet alleen
uit overwegingen van bezitsvorming, maar ook
omdat aan verdere vergroting van overheidsbe-
sparingen bezwaren zijn verbonden, wanneer zij
leiden tot een verzwaring van de belastingdruk.
De regering hecht dan ook veel waarde aan het
bevorderen van de spaarzin en verwacht veel nut
van een actie gericht op een vergroting van de
privébesparingen. Op korte termijn zal een rege
ringsnota over dit onderwerp verschijnen.
Ook de Troonrede bevat een aanwijzing in deze
richting, wanneer gesteld wordt dat het van belang
zou zijn indien een deel van de loonstijging werd
aangewend voor de verhoging van de besparingen.
Deze gedachte wordt eveneens aangetroffen in de
Memorie van Toelichting op de begroting voor het
ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Ook wordt in deze memorie gesproken over „bur
gerzin-leningen", een idee dat overigens niet wordt
uitgewerkt, en over de vorming van een „Bezits
vormingsfonds". Een wetsvoorstel voor de instel
ling van dit fonds zal nog tijdens het zittingsjaar
1966/67 worden ingediend. Hierbij gaat het om de
besteding van het voor bezitsvorming gereserveer
de gedeelte 100 miljoen) van de opbrengst der
Breedband-aandelen.
Op zichzelf is het volkomen juist te achten, dat
verhoging van de besparingen van groot belang is
voor het handhaven van evenwicht in de economie
en voor het bereiken van economische groei.
Welke maatregelen de regering voor ogen staan om
de besparingen te bevorderen, zal te zijner tijd uit
de spaarnota blijken. Men mag hierbij echter niet
uit het oog verliezen, dat de Nederlandse spaar
quote enkele jaren geleden zonder bijzondere
maatregelen een hoog niveau konden bereiken;
een niveau dat stellig voldoende mag worden ge
acht voor het bereiken van de economische poli
tieke doelstellingen van het ogenblik. Zoals ge
zegd, bedroeg de spaarquote in 1959/1961 gemid
deld 21,5%. Zou een terugkeer naar het spaarkli-
maat van deze periode niet een oplossing bete
kenen van vele problemen in de tegenwoordige
tijd?