drie fasen
De heer Keijser begon zijn rede met aan te
geven dat de banken in hun vijftig a zestigjarig
bestaan drie ontwikkelingsfasen hebben doorge
maakt.
Allereerst de beginperiode, die weliswaar geen
duidelijke afsluiting vond, maar die kan worden ge
acht te hebben geduurd tot het begin van de ja
ren twintig.
Achteraf bezien bevonden de banken zich op
een zeer bescheiden trap van ontwikkeling. De
eenheid was nog maar in aanleg aanwezig. De
bindingen met de Centrale Bank waren veelal be
perkt tot bepaalde onderdelen van het bedrijf. De
ontwikkeling van de banken was goeddeels een
zaak van de plaatselijke besturen.
De volgende fase had het karakter van consoli
datie en voorzichtige uitbouw. De crisisjaren wa
ren ook voor de banken geen groeizaam klimaat.
De zorgen brachten de banken echter tot meer
samenwerking en grotere eenheid. In deze jaren
werd het Fonds voor Bijzondere Noden, later het
Raiffeisengarantiefonds afdeling B, opgericht. Het
handhaven van de liquiditeit werd in de dispensa
tieregeling tot een gemeenschappelijke verant
woordelijkheid.
De derde fase, waarin wij ons thans bevinden,
begint terstond na de laatste wereldoorlog met de
geldsanering. Toen de organisatie van deze shock
bekomen was, heeft zich eerst aarzelend, daarna
in steeds sneller tempo een ontwikkeling in de
breedte en in de diepte ingezet, welke niemand
heeft kunnen voorspellen en welke ook niet zon
der moeite verwerkt wordt.
welvaartstaat en geldontwaarding
De groei van onze banken staat niet op zichzelf
Zij is een spiegelbeeld van de economische en
maatschappelijke ontwikkeling van de naoorlogse
jaren. Wij maakten ons zorgen over de toekomst
van ons land en zijn snel groeiende bevolking.
Herstel en wederopbouw leken moeilijk. Maar wij
hebben het technisch en organiserend vermogen
van de mens onderschat. Vooral het snelle her
stel van de Duitse welvaart met Amerikaanse hulp
was voor ons land van betekenis. Ook andere
landen konden van een „economisch wonder" ge
tuigen.
In ons land nam de industrialisatie een grote
vlucht. Door de toenemende koopkracht in de ons
omringende landen bleken de uitvoermogelijkheden
ook van hoogwaardige agrarische produkten veel
groter dan wij hadden durven hopen. De generatie,
die uit de depressiejaren nog een zeker pessi
misme meedraagt, spreekt de jongeren niet meer
aan.
Met stijgende produktie, tekort aan werkkrach
ten, stijgende consumptie, grote investeringen,
grote staatsuitgaven, maar ook met een voortgaan
de geldontwaarding, beleven wij voor het zesde
achtereenvolgende jaar een hoogconjunctuur. Zon
der geldontwaarding schijnt vergroting van de wel
vaart niet bereikbaar.
Hoogconjunctuur betekent derhalve niet een
zorgeloos bestaan voor iedereen. Door aanpassing
van de sociale voorzieningen voor degenen, die
buiten het arbeidsproces zijn komen te staan,
wordt de geldontwaarding niet goed gemaakt. Een
grote groep van zelfstandigen: boeren, tuinders,
middenstanders, vrije beroepen heeft met de kos
tenstijgingen grote moeite.
Aan de enorme groei van de bankbalansen zit
en andere en niet zo'n mooie kant.
sparen en lenen
Onze banken registreren grote getallen. Met
vijf miljard gulden spaargeld hebben Wij bijna
25% van het totale bestand van de aan de spaar-
instellingen toevertrouwde middelen.
Dit spaargeld maakt 85% van onze middelen
uit, welke wij voor onze kredietverlenende taak
nodig hebben. De concurrentie is evenwel scherp
en het termijnspaargeld gaat een groeiende plaats
innemen.
De spaarmotieven zijn in de laatste jaren be
langrijk gewijzigd; in mindere mate de verzorging
van de oude dag, het appeltje voor de dorst, maar
meer de bestedingen in de naaste toekomst.
Steeds meer gezinnen zijn in staat een beschei
den spaarsaldo aan te houden. Vandaar het suc
ces van vestigingen in nieuwe wijken. Het spaar
geld uit deze bronnen is weinig gevoelig voor
278