kroniek van land- en tuinbouw sluitstuk van Europees Landbouwbeleid betekent einde van nationaal markt- en prijsbeleid; gevaren voor tuinbouw afgewend; regelingen en prijzen voor melk, rundvlees, suiker en koolzaad; gevolgen voor de consument; mogelijkheden voor wereldwijde landbouwakkoorden; verschillen in belastingpolitiek en subsidiebeleid onver enigbaar met gelijke concurrentievoorwaarden. Wie door de vele moeilijkheden en hindernissen die het pad van de E.E.G. hebben gekruist wel eens gewanhoopt zal hebben aan de goede afloop van de moeizame onderhandelingen, is thans toch wel bedrogen uitgekomen. Tien jaar na de totstand koming van het Verdrag van Rome heeft men nu een nieuwe Gemeenschap kunnen opbouwen waar van weinigen hadden gedroomd. Dit is een enorme prestatie! In de achterliggende maanden is, in nachtelijke marathonzittingen, waarin het geestelijke en fysieke weerstandsvermogen van de Europese ministers zwaar op de proef werd gesteld, de eenheid van het Nieuwe Europa gesmeed. Deze maanden waren van waarlijk historische betekenis. Er zijn beslis singen gevallen waarvan onze boeren en tuinders de draagwijdte nog maar nauwelijks beseffen. Nadat in mei overeenstemming was bereikt over de gemeenschappelijke financiering, werd op 24 juli wel de belangrijkste mijlpaal bereikt. Na vijf jaar moeizaam onderhandelen werden op die dag de laatste hindernissen opgeruimd om de gemeen schappelijke landbouwmarkt van de zes E.E.G.- landen in de jaren 1967-1968 in werking te doen treden. Het definitieve einde van een nationaal markt- en prijsbeleid werd daarmede ingeluid, om plaats te maken voor een vrije concurrentie tussen alle agrarische producenten binnen het E.E.G.-ge- bied. Een nieuw tijdvak vangt aan. Dwars door alle nationale agrarische stelsels, tradities en ordeningen heen geldt nu een gemeen schappelijke politiek, met dezelfde invoerrechten en -heffingen en ook exportrestituties ten opzichte van derde landen, met gemeenschappelijke inter venties op de E.E.G.-markt. Het markt- en prijsbe leid, met gelijke prijzen voor de basisprodukten, wordt niet meer door de nationale regeringen, doch door Brussel gevoerd. De thans genomen beslissingen vormen het sluit stuk van het Europese landbouwbeleid. Nadat reeds eerder overeenstemming was bereikt over de ge meenschappelijke marktordening en de prijzen van granen en veredelingsprodukten, zoals varkens, eieren en pluimvee, werd thans een akkoord be reikt over de regelingen en prijzen der belang rijkste andere produkten. Door het tot stand ko men van deze regelingen valt straks rond 90 van de landbouwproduktie in de E.E.G.-landen on der één gemeenschappelijk beleid en worden alle maatregelen gefinancierd uit één gemeenschappe lijke pot het Europese Landbouwfonds. de laatste ronde Bij het laatste pakket van beslissingen stond er voor onze boeren en tuinders bijzonder veel op het spel. Want het ging immers om het beleid en de prijzen van een aantal van onze belangrijkste land- bouwprodukten: melk, rundvlees, suiker, koolzaad, groenten en fruit. Gezien de voorstellen die ter tafel lagen en de wensen van de andere landen zag het er naar uit, dat Nederland veel zou moeten toe geven en weinig voordeel zou kunnen behalen. Onze land- en tuinbouw zagen de besluiten van Brussel dan ook met zorg tegemoet. Gelukkig is het anders gelopen dan men had gevreesd, vooral dankzij de volhardende onderhandelingstaktiek van minister Biesheuvel. Ook al moest hij uiteinde lijk instemmen met compromissen die niet in alle opzichten bevredigend waren, toch heeft hij onge twijfeld het best bereikbare uit het vuur gesleept. gevaar voor tuinbouw Vooral in de tuinbouw heeft men in angst ge zeten voor de beslissingen welke in Brussel wer den voorbereid. In de voorstellen zaten, naar het oordeel van Nederland, drie uiterst gevaarlijke ele menten, nl. de interventie door de overheid, het peil van de interventie en de subsidies bij export. In Nederland worden doorgedraaide overschot ten door het bedrijfsleven zelf, met door de tuin- 234

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 8