financiering van de
nederlandse
tuinbouw
suggesties
Tal van voorstellen zijn gedaan om te komen tot
een verbetering van het in Nederland geldende sy
steem van inschrijving en toewijzing op openbare
emissies. Reeds in de jaren 1926 en 1927 heeft dit
probleem de pennen in beweging gebracht en gaf
zelfs aanleiding tot het uitschrijven van een prijs
vraag. Later, in 1954, bracht een speciale commis
sie aan het bestuur van de Vereeniging voor den
Effectenhandel rapport uit over dit onderwerp.
In meer recente beschouwingen treft men de
suggestie om de emissievoorwaarden eerst op
korte termijn voor de inschrijvingsdatum bekend te
maken, zodat deze voorwaarden beter passen bij
de situatie op de dag van inschrijving. Een be
zwaar hiervan is, dat de beleggers gedurende de
periode van de aankondiging van de emissie tot
het vaststellen van de voorwaarden in het onze
kere verkeren en daarom moeilijk beslissingen zul
len kunnen nemen.
Ook is het wel gebruikelijk om wèl de voorwaarden
bekend te maken, maar niet de omvang van de
emissie. Dit systeem werd reeds enkele malen door
de minister van Financiën toegepast, namelijk bij
een tweetal leningen in maart 1964 en een lening
in oktober 1965. Daarnaast kan het voorkomen, dat
de emittent zich het recht voorbehoudt het voor
gestelde bedrag der lening na sluiting van de in
schrijving te verhogen. Dit gebeurde onder meer in
1959 bij een staatslening die van 200 miljoen op
400 miljoen werd gebracht. Dit zijn duidelijk
maatregelen, die trachten de nadelen, welke aan
het huidige systeem verbonden zijn, te verminderen
en een beter evenwicht te scheppen tussen vraag
en aanbod.
afdoende oplossing nog niet gevonden
Of het mogelijk zal zijn, het majoreren in de toe
komst te voorkomen, dient te worden betwijfeld.
Aan de verschillende suggesties, die in de loop
van de tijd zijn gedaan, blijken weer andere bezwa
ren te kleven. Het ligt dan ook niet in de verwach
ting, dat er spoedig een bevredigende oplossing
voor dit moeilijke probleem gevonden zal worden.
Samenvatting van de voordrachten gehouden door
mr. Ph. C. M. van Campen en ir. J. S. Keijser tij
dens de werkbijeenkomst van de C.I.C.A. op 27
juni 1966. De heer Van Campen legde het accent
op de rol die de landbouwkredietinstellingen spelen
bij de financiering van de tuinbouw, terwijl de heer
Keijser met name aandacht besteedde aan de ex
pansie van de Nederlandse tuinbouw en de gevol
gen daarvan voor de financiering.
snelle groei
De Nederlandse glastuinbouw heeft sinds de
tweede wereldoorlog een opmerkelijke ontwikkeling
doorgemaakt. Niet alleen nam het totale areaal toe,
maar ook vond in de afzonderlijke bedrijven ver
groting en omschakeling op verwarmd staand glas
plaats In de periode 1950-1965 nam het Neder
landse glastuinbouwareaal toe met 140%, terwijl
het aandeel van de verwarmde kassen in het totale
glasareaal steeg van 1/3 naar 2/3. Aan deze ont
wikkeling ligt een sterke toeneming van de vraag
naar hoogwaardige tuinbouwprodukten ten grond
slag. Verder dwingen mechanisatie en rationalisatie
tot aanpassing en vergroting van de bedrijven.
sterke toename van vermogensbehoefte
Doordat de tuinder zich is gaan toeleggen op
kapitaalintensieve glasprodukten en streeft naar
bedrijfsvergroting, neemt de totale vermogensbe
hoefte van zijn bedrijf sterk toe. Zo is het vermo
gen geïnvesteerd in de tuinbouwbedrijven van het
243