rika bereid zijn. Slaagt de Kennedy-ronde wel dan
is duidelijk dat niet alleen in Brussel, in het E.E.G.-
verband, maar ook in Genève, in wereldwijd ver
band, beslissingen vallen die van grote landbouw
politieke betekenis zijn.
gelijke voorwaarden
De jongste beslissingen van Brussel betekenen
niet alleen een voltooiing van het E.E G.-landbouw
beleid en daarmede het definitieve einde van een
nationaal markt- en prijsbeleid. Op de grote E.E.G.-
markt zal nu ook een waarlijk vrije en wellicht
tegelijkertijd scherpe concurrentie ontstaan tus
sen de boeren en tuinders van de verschillende
landen. Het komt nu vooral aan op de capaciteiten
van de Nederlandse boeren en tuinders en van de
activiteiten van onze agrarische handel en indus
trie. Dit is op zichzelf een gezond verschijnsel; wij
behoeven deze concurrentie niet te vrezen. Daarbij
zal de ene ondernemer, door een groter vakman
schap, door lagere kosten en gunstiger produktie-
omstandigheden, door beter inzicht en organisatie
vermogen, een gunstiger resultaat bereiken dan de
andere. Hierdoor kan een betere specialisatie ont
staan waardoor de produkten in de eerste plaats
daar worden voortgebracht waar de natuurlijke om
standigheden daarvoor het meest gunstig zijn.
Wat zich echter met deze vrije concurrentie
bij gelijke spelregels en gelijke prijspolitiek -- niet
verdraagt, is dat er nog verschillen bestaan in pro-
duktieomstandigheden, en daardoor in produktie-
kosten, als gevolg van verschillen in nationale po
litiek die buiten de macht van de individuele onder
nemer liggen.
Dit is b.v. het geval met de belastingpolitiek. In
Nederland wordt bij de belastingheffing maar heel
weinig verschil gemaakt of iemand een inkomen
geniet als loontrekkende of als kleine zelfstandige
ondernemer. Bovendien wordt ook nog de grond
als produktiemiddel belast. In de andere E.E.G.-
landen daarentegen betaalt de agrarische produ
cent weinig of geen belasting en worden facilitei
ten verleend om de kosten van de levensmiddelen
bewust zo laag mogelijk te houden. Bij gemeen
schappelijke prijzen betekent een dergelijk ver
schil in behandeling dat de Nederlandse boer en
tuinder in het nadeel wordt geplaatst.
Daarnaast is er ook een duidelijk verschil in de
waterschapslasten. Tot dusverre worden de kosten
voor de waterbeheersing, die in een laag land als
Nederland bijzonder hoog zijn, bij ons door de in
gelanden opgebracht, dat zijn voor het grootste
deel boeren en tuinders. Bij een vrije concurrentie
en gemeenschappelijke prijzen lijkt het alleszins re
delijk in de toekomst de voor de waterbeheersing
noodzakelijke voorzieningen te doen financieren
uit de algemene middelen.
Wanneer men dan bovendien nog bedenkt dat in
verschillende E.E.G.-landen, buiten het markt- en
prijsbeleid, aan de nationale land- en tuinbouw nog
steun en subsidie wordt verleend, dan zijn dit alle
maal punten die in de komende jaren ongetwijfeld
nog herhaaldelijk aan de orde zullen komen. Want
niet in de eerste plaats het gemeenschappelijk be
leid maar vooral de concurrentiepositie is uiteinde
lijk doorslaggevend voor de toekomst van onze
Nederlandse boeren en tuinders.
237